Overschrijding spilindex: indexatie minimumuurloon verenigingswerk
De overschrijding van de spilindex in augustus brengt ook gevolgen met zich mee voor het verenigingswerk. De minimale vergoeding die aan een verenigingswerker toegekend moet worden, stijgt.
De tijdelijke regeling inzake het verenigingswerk
In april 2020 is de wet op het onbelast bijverdienen door het Grondwettelijk Hof vernietigd. Na dit arrest heeft de federale regering voor het verenigingswerk een tijdelijke oplossing uitgewerkt. Deze nieuwe regeling geldt immers enkel voor het jaar 2021.
De regeling inzake het verenigingswerk bepaalt onder meer dat enkel een reeks limitatief opgesomde activiteiten verricht in de sportsector of – sinds 8 mei 2021 – de socio-culturele sector, uitgevoerd kunnen worden in het kader van het verenigingswerk.
De organisatie die een beroep doet op de verenigingswerker betaalt een vergoeding. De partijen kunnen deze vergoeding vrij bepalen, maar ze moeten daarbij wel een ondergrens respecteren. Om vrijgesteld te zijn van klassieke (para)fiscale inhoudingen geldt bovendien dat de vergoeding een bepaald bedrag per maand (en per jaar) niet mag overschrijden.
Indexering minimum uurloon verenigingswerk
Het minimale uurloon bedraagt 3,57 euro per uur (niet-geïndexeerd). Geïndexeerd kwam dit neer op een minimaal bedrag van 5,10 euro per uur.
Ten gevolge van de overschrijding van de spilindex in augustus, wordt ook de minimale vergoeding geïndexeerd. Het bedrag wordt vanaf 1 september 2021 verhoogd naar 5,20 euro per uur.
(Para)fiscale behandeling
De vergoeding voor verenigingswerk is onderworpen aan (para)fiscale lasten. Zo zal de verenigingswerker 10% belastingen betalen op de vergoedingen die hij ontvangt uit het verenigingswerk (dit is het tarief na toepassing van een kostenforfait). De organisatie zal op haar beurt een solidariteitsbijdrage betalen ten belope van 10 % van de vergoeding voor het verenigingswerk.
Wat na 2021?
De huidige regeling inzake verenigingswerk treedt op 31 december 2021 buiten werking. De NAR heeft hierover reeds een advies uitgebracht (advies nr. 2.236) en stelt een alternatieve oplossing voor. Deze oplossing richt zich op een aanpassing en uitbreiding van de huidige vrijstelling van de verplichting tot het betalen van sociale bijdragen die bestaat voor occasionele tewerkstelling in de socioculturele sector en op het vlak van sportmanifestaties (art. 17 KB/RSZ). Of en in hoeverre deze oplossing ook zal resulteren in concrete wetgeving is evenwel nog af te wachten.