Beschrijving wettelijke voorwaarden (para)fiscaal gunstregime voor vergoedingen voor auteursrechten vanaf 2023
1.Fiscale voorwaarden
1.1 Definitie inkomsten
Om in aanmerking te komen moet het gaan over inkomsten:
- verkregen uit de overdracht of de verlening van een licentie door de oorspronkelijke rechthebbende, zijn erfgenamen of legatarissen, van auteursrechten en naburige rechten, alsook van de wettelijke en verplichte licenties die bij wet zijn geregeld, bedoeld in boek XI, titel 5, van het Wetboek van economisch recht of in analoge bepalingen van buitenlands recht;
- die betrekking hebben op originele werken van letterkunde of kunst zoals bedoeld in artikel XI.165 van het Wetboek van economisch recht of op prestaties van uitvoerende kunstenaars zoals bedoeld in artikel XI.205 van hetzelfde Wetboek;
- met het oog op de exploitatie of het daadwerkelijk gebruik van deze rechten, behalve in het geval van een gebeurtenis veroorzaakt buiten de wil van de overeenkomstsluitende partijen, overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken, door de verkrijger, de licentiehouder of een derde.
1.2 Definitie ontvanger auteursrechtenvergoeding
De (oorspronkelijke) rechthebbende van de auteursrechten moet:
- beschikken over een kunstwerkattest zoals bedoeld in artikel 6 van de wet van 16 december 2022 tot oprichting van de Kunstwerkcommissie en tot verbetering van de sociale bescherming van kunstwerkers, of in analoge bepalingen of met gelijkaardige gevolgen heeft genomen door een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte; of
- bij gebrek daaraan, in het kader van de overdracht of de verlening van een licentie in overeenstemming met de drie streepjes opgenomen in titel 1.1 hierboven deze rechten overdragen of in licentie geven aan een derde voor mededeling aan het publiek, voor openbare uitvoering of opvoering, of voor reproductie.
De situatie waarin de inkomsten (beschreven in 1.1) door de voormelde rechthebbende worden verkregen via een in artikel I.16, § 1, 4° tot 6°, van het Wetboek van economisch recht bedoelde beheersorganisatie, komt eveneens in aanmerking.
De opsomming in titels 1.1 en 1.2 houdt alleszins een verstrenging in van het toepassingsgebied, al bestaat er geen lijst met beroepsgroepen of activiteiten die voortaan sowieso uitgesloten zijn.
Of de inkomsten van jouw werknemer(s) nog onder dit aangepast toepassingsgebied vallen, hangt af van de situatie en zal dus steeds concreet beoordeeld moeten worden. De overheid beloofde hierover bijkomende informatie bekend te maken maar die verduidelijkingen zijn er voorlopig nog niet. Bij twijfel kan je altijd een rulingaanvraag indienen bij de Rulingcommissie (Dienst Voorafgaande Beslissingen).
1.3 Respecteren inkomstengrenzen
Zelfs indien de toegekende vergoedingen binnen het aangepaste toepassingsgebied passen, is het nog niet zeker dat de gunstregeling voor auteursrechtenvergoedingen in een bepaald jaar (voor het volledige of een deel van het toegekende bedrag) toegepast zal kunnen worden. Er moeten 3 grenzen nagegaan worden.
1.3.1 Gemiddeld inkomen uit auteursrechten blijft onder grensbedrag
Om te beoordelen of de gunstregeling voor vergoedingen voor auteursrechten in een bepaald jaar kan worden toegepast, mogen de (bruto) inkomsten uit de overdracht van auteursrechten gemiddeld bekeken over de 4 jaren voorafgaand aan het lopende jaar niet meer bedragen dan 70.220 euro (bedrag geïndexeerd voor inkomstenjaar 2023). Indien dit het geval is, kan de regeling auteursrechten volstrekt niet toegepast worden in het lopende jaar.
In het volgende jaar moet de situatie dan herbekeken worden. Op dat moment moet rekening worden gehouden met het geïndexeerde grensbedrag voor dat betrokken jaar en worden de 4 jaren voorafgaand aan dat jaar bekeken. De jaren die bekeken worden schuiven dus telkens met 1 jaar op.
Door de inkomensgrens op gemiddelde basis te bekijken zorgen overschrijdingen in één bepaald jaar niet automatisch voor het verval van de kwalificatie van de inkomsten uit auteursrechten als roerende inkomsten.
1.3.2 Relatieve inkomensgrens
Indien de regeling met betrekking tot de auteursrechtenvergoedingen toegepast mag worden en de grens beschreven in 1.3.1 niet overschreden werd, worden de auteursrechtenvergoedingen beschouwd (en belast) als roerende inkomsten. Dit geldt echter slechts in de mate dat de verhouding tussen het totale bedrag van de auteursrechtenvergoedingen en de totale vergoedingen toegekend aan die werknemer, waarin ook de vergoedingen voor de geleverde prestaties zijn begrepen, niet meer bedraagt dan 30%.
Deze grens geldt echter enkel indien de overdracht of de verlening van een licentie van de auteursrechten en de naburige rechten gepaard gaat met een geleverde prestatie. Hij is dus niet van toepassing voor overdrachten of verleningen van een licentie van de auteursrechten en de naburige rechten die naderhand worden verkregen, losstaand van de initiële vergoeding die ook een vergoeding voor de geleverde prestatie omvat.
Om werkgevers de kans te geven om hun bestaande overeenkomsten aan te passen, wordt de grens van 30% tijdelijk verhoogd naar:
- 50% voor het inkomstenjaar 2023, en
- 40% voor het inkomstenjaar 2024.
1.3.3 Absolute inkomensgrens
Het bedrag aan auteursrechtenvergoedingen, dat eventueel ingekort werd op basis van de 30%-grens beschreven in 1.3.2., mag in het lopende jaar bovendien niet meer bedragen dan 70.220 euro (geïndexeerd voor inkomstenjaar 2023). De inkomsten die deze grens overschrijden worden belast als beroepsinkomen, aan het progressief tarief.
2.RSZ-voorwaarden
2.1 Definitie inkomsten
Om in aanmerking te komen moet het gaan over inkomsten:
- verkregen uit de overdracht of de verlening van een licentie door de oorspronkelijke rechthebbende van auteursrechten en naburige rechten, alsook van de wettelijke en verplichte licenties die bij wet zijn geregeld, bedoeld in boek XI, titel 5, van het Wetboek van economisch recht of in analoge bepalingen van buitenlands recht.
- die betrekking hebben op originele werken van letterkunde of kunst zoals bedoeld in artikel XI.165 van het Wetboek van economisch recht of op prestaties van uitvoerende kunstenaars zoals bedoeld in artikel XI.205 van hetzelfde Wetboek
- met het oog op de exploitatie of het daadwerkelijk gebruik van deze rechten (behalve in het geval van een gebeurtenis veroorzaakt buiten de wil van de partijen) overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken, door de verkrijger, de licentiehouder of een derde.
Volgens de instructies van de RSZ gaat het om dezelfde vergoedingen als bedoeld in de fiscale wetgeving. Of je nog onder dit aangepast toepassingsgebied valt, hangt af van de situatie en zal dus steeds concreet beoordeeld moeten worden.
2.2 Definitie ontvanger auteursrechtenvergoeding
De definitie van de ontvanger van de auteursrechtenvergoeding zoals hoger omschreven bij de fiscale voorwaarden, is eveneens van toepassing op RSZ-vlak. Zie hoger voor meer informatie (titel 1.2).
2.3 Voorwaarden voor de toepassing van de RSZ-vrijstelling?
Tijdens de periode van vier kwartalen van het kalenderjaar, mag het bedrag van de toegekende auteursrechtenvergoedingen, ten hoogste 30% bedragen van:
- het totaalbedrag van het loon onderworpen aan sociale zekerheidsbijdragen waarop de werknemer recht heeft,
In de instructies verduidelijkt de RSZ deze voorwaarde.
Het gaat om de som van de vergoedingen waarop de gewone sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd zijn en die vermeld zijn op de kwartaalaangiften van de 4 kwartalen van het kalenderjaar. Voordelen in natura tellen mee aan de waarde (in bepaalde gevallen forfaitair vastgesteld) waarop de gewone sociale bijdragen verschuldigd zijn.
Tellen volgens de instructies niet mee voor de bepaling van het loon van de 4 kwartalen:
- dubbel vakantiegeld;
- maaltijdcheques, ecocheques…;
- bedrijfswagens;
- stortingen voor een extralegaal pensioen, …
- verbrekingsvergoedingen (ook al is deze vergoeding onderworpen aan gewone sociale zekerheidsbijdragen) en het vertrekvakantiegeld voor bedienden. Deze vergoedingen worden immers betaald n.a.v. een uitdiensttreding.
en
- het totaalbedrag van de door de werkgever aan de betrokken werknemer toegekende vergoedingen voor de overdracht of het in licentie geven van auteursrechten en naburige rechten.
De RSZ verduidelijkt in diezelfde instructies dat auteursrechtenvergoedingen die rechtstreeks toegekend worden door een beheersvennootschap niet meetellen voor het aandeel van de auteursrechten. Enkel de vergoedingen die toegekend worden door de werkgever en opgenomen zijn in de Dmfa-aangifte tellen mee.
Het gaat dus maximaal over 30% van de som van beide bedragen.
De RSZ geeft in de instructies het volgende voorbeeld.
Jean is actief in een vast muziekensemble als werknemer. Hij krijgt een bruto maandloon van 3.500 EUR en een eindejaarspremie van 3.000 EUR (en geen andere onderworpen loonelementen zoals het voordeel van het gebruik van een GSM met abonnement betaald door de werkgever). Zijn werkgever wil met hem een vergoeding overeenkomen opdat hij de optredens van Jean op digitale drager mag zetten en publiek mag maken. Hij kan maximaal een vergoeding geven van 1.607 EUR per maand aan auteursrechten, of 19.285 EUR op jaarbasis:
((3.500 x 12) + 3.000 + (1.607 x 12))
= 42.000 + 3.000 + 19.285
= 64.284;
19.285 is 30 % van 64.284.
Als het bedrag van de auteursrechtenvergoeding meer bedraagt dan 30% van de bovenvermelde som, dan wordt het bedrag dat deze 30% overschrijdt onderworpen aan de gewone sociale zekerheidsbijdragen. De 30% wordt bepaald per kalenderjaar. Dit betekent dat de overschrijdende onderwerping pas definitief is als alle gegevens over het kalenderjaar gekend zijn. Er is geen controle op kwartaalbasis.
Zowel het loon als de auteursrechtenvergoeding moeten op een marktconforme manier zijn vastgesteld.
De bewijstukken van de verschillende beoordelingselementen moeten ter beschikking gehouden worden van de RSZ en kunnen opgevraagd worden naar aanleiding van een controle.
De vergoeding moet in de Dmfa-aangifte opgenomen worden onder bezoldigingscode 47.
Zoals hoger vermeldt, is het deel van de auteursrechtenvergoeding dat de grens van 30% overschrijdt, onderworpen aan gewone sociale zekerheidsbijdragen. Dit gedeelte moet naar gelang de situatie worden aangegeven met bezoldigingscode 1 (bedrag heeft alleen betrekking op de prestaties geleverd in het kwartaal van aangifte) of 2 (bedrag heeft niet alleen betrekking op de prestaties geleverd in het kwartaal, bijvoorbeeld bij een (half)jaarlijkse betaling).
De RSZ aanvaardt dat een rechtzetting gebeurt op het 4de kwartaal, maar het blijft altijd mogelijk om rechtzettingen te doen van de voorgaande kwartalen.
2.4. De auteursrechtenvergoeding mag niet toegekend worden ter vervanging of ter omzetting van loon (= loonconversie)
Vanaf 1 januari 2023 mag er geen auteursrechtenvergoeding gegeven worden ter vervanging of omzetting van loon, premies, voordelen in natura of enig ander voordeel of een aanvulling hierbij, al dan niet bijdrageplichtig voor de sociale zekerheid. Is er toch sprake van een loonconversie, dan wordt de auteursrechtenvergoeding beschouwd als loon en zijn er gewone sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd op de toegekende vergoeding.
Het verbod op loonconversie geldt niet voor de voordelen die in het belastbaar tijdperk 2022 of 2021, 2020, 2019 of 2018 bij de fiscus werden aangegeven als roerende inkomsten en die bij de RSZ werden aangegeven als onderworpen loon.
Het bedrag dat RSZ-vrij kan worden aangegeven bij de RSZ is beperkt tot het kleinste van volgende bedragen:
- het bedrag dat in de personenbelasting als roerende inkomsten is aangegeven;
- het verschil tussen enerzijds de vergoeding die bij de fiscus werd aangegeven en anderzijds de vergoeding die bij de RSZ werd aangegeven als loon in uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
De RSZ geeft in de instructies de volgende verduidelijkingen mee m.b.t. het “maximaal om te zetten bedrag”:
- Als het bedrag berekend op basis van 2022 (of het laatste jaar waarin er auteursrechten werden toegekend) lager is dan het gemiddelde van de laatste 5 jaar (2018-2022), mag dat gemiddelde worden aangegeven als maximaal om te zetten bedrag. De RSZ wil vermijden dat een te sterk afwijkend bedrag van het laatste jaar de situatie te fel beïnvloedt.
- De mededeling van het maximaal omzetbare bedrag is enkel nodig voor werknemers die tijdens de periode 2018 tot 2022 een vergoeding voor auteursrechten ontvingen in het kader van loonafspraken die toen gemaakt werden en die nog steeds onveranderd doorlopen.
Uiterlijk op 31 december 2023 moet het om te zetten bedrag worden aangeven bij de RSZ. Op verzoek van de RSZ moet het bewijs van het omgezette bedrag worden voorgelegd. Volgens de instructies van de RSZ gaat het om/over het bedrag voor het jaar 2022. Als er niets is aangegeven in 2022 dan gaat het respectievelijk om/over het bedrag voor 2021, 2020, 2019 of 2018. Op deze manier wordt een ogenschijnlijke loonsverlaging bij een voortgezette tewerkstelling verantwoord.
Het “maximaal om te zetten bedrag” moet uiterlijk 31 december 2023 aangegeven zijn bij de RSZ via een specifieke webapplicatie die de RSZ voorziet op de portaalsite van de sociale zekerheid.
Wat verwacht Acerta?
Acerta verwacht dat de klant het om te zetten bedrag aangeeft bij de RSZ uiterlijk op 31 december 2023 via de webapplicatie voor ondernemingen.