1 op 4 West-Vlamingen fietst regelmatig naar het werk
Combinatie auto + fiets populairst
Brussel, 7 februari 2019 – Meer dan ooit combineren Belgische werknemers verschillende transportmodi voor hun woon-werkverplaatsing. Koning auto blijft het populairst, maar hij wordt wel almaar vaker aangevuld. Ruim 9,2 % van de West-Vlaamse werknemers – op nationaal niveau is dit 11 % - combineert de auto met de fiets. Maar de woon-werkverplaatsing gebeurt toch ook steeds vaker met het openbaar vervoer, al blijft met 4,5 % regelmatige gebruikers, het openbaar vervoer in West-Vlaanderen nog ver onder het nationale gemiddelde van 8 %. En waar algemeen de populariteit van de bedrijfswagen na jaren van opgang stagneert, rijden er in West-Vlaanderen in 2018 weer net iets meer werknemers met een bedrijfswagen. Deze en meer interessante bevindingen over woon-werkverkeer blijken uit de vierde mobiliteitsbarometer van hr-dienstenverlener Acerta.
Het was de vierde jaarlijkse Acerta-Mobiliteitsbarometer op rij en dit zijn daarvan voor 2018 de opvallendste conclusies:
- Voor zijn verplaatsing tussen het werk en thuis gaat de werknemer steeds vaker voor een combinatie van vervoermiddelen. En het liefst combineert hij de auto met de fiets: 9,2 % van de West-Vlaamse werknemers gebruikt beide om de verplaatsing tussen woonplaats en werkplaats te maken.
- De populariteit van de fiets zet zich verder door. 25,2 % van de West-Vlaamse werknemers fietst regelmatig naar het werk. Nationaal is dat 26,4 %, een stijging met 8,9 %.
- De auto blijft wel het populairste vervoermiddel: 77,8 % van de West-Vlamingen rijdt regelmatig de afstand woonst-werk.
- 16,5 % van de West-Vlaamse bedienden krijgt een bedrijfswagen ter beschikking die ze ook kunnen gebruiken om naar het werk te rijden. Daarmee zit West-Vlaanderen onder het nationale gemiddelde van 19,6 %. Maar anders dan een stagnering daar, stijgt het aandeel bedrijfswagens in West-Vlaanderen in 2018 licht.
- Het openbaar vervoer wordt in België populairder met 8 % regelmatige gebruikers. West-Vlaanderen blijft hier met 4,5 % een eind achterop, al is ook dat een stijging tegenover 2017.
- In 2018 blijft de gemiddelde afstand die een werknemer aflegt tussen woonplaats en job rond de 18 km.
Fig. 1: Evolutie woon-werkverkeer 2018 versus 2017 West-Vlaanderen – combinaties inbegrepen
De auto, ja, maar niet exclusief
68 % van de West-Vlaamse werknemers rijdt elke dag met de auto naar het werk, nog altijd een ruime meerderheid dus. Dat op zich lijkt geen nieuws, maar feit is toch dat dit een daling betekent. Maar de auto vergaart geen stof in de garage. Meer werknemers kozen in 2018 bewuster voor de manier waarop ze de verplaatsing naar het werk maken. Afhankelijk van de omstandigheden kiezen zij ervoor om de wagen te gebruiken of om voor een ander vervoermiddel te kiezen. En de populairste combinatie is die van auto en fiets.
Sommigen combineren dagelijks: ze halen na de langste kilometers te hebben gereden de (plooi)fiets uit de koffer; anderen combineren volgens de omstandigheden van het moment: blijft het droog of moeten ze die dag niet via de crèche, dan gaan ze op de fiets. In 2018 regelde in West-Vlaanderen 9,2 % het woon-werkverkeer op die manier.
Als we het aantal werknemers bekijken dat - minstens gedeeltelijk of soms - de wagen gebruikt voor de verplaatsing naar het werk in West-Vlaanderen, dan stijgt het percentage chauffeurs 77,8 % of meer dan 3 op 4.
De bedrijfswagen niet (meer) het ultieme lokaas
De populariteit van de auto houdt natuurlijk ook verband met de populariteit van de bedrijfswagen. In 2018 reed 16,5 % van de West-Vlaamse bedienden met een wagen van het werk naar het werk, dat zijn er minder dan het nationale gemiddelde van 19,6%. Maar anders dan elders heeft de stagnering zich hier nog niet ingezet. Thijs Deklerck, kantoordirecteur Acerta Roeselare: “De vorige jaren was er zo goed als overal een duidelijke toename van het aantal bedrijfswagens, maar in 2018 is dat op nationaal niveau gestopt en dat is wel degelijk nieuws.
We zien 2 mogelijke verklaringen. De gunstige economische conjunctuur heeft geleid tot een belangrijke groei in de tewerkstelling. Deze groei doet zich in belangrijke mate ook voor bij bedienden die traditioneel eerder uitvoerende taken op zich nemen en niet in aanmerking komen voor een firmawagen. Anderzijds staan meer nieuw aangeworvenen kritischer tegenover de firmawagen dan hun voorgangers. De firmawagen is niet noodzakelijk meer hét te bekomen voordeel in een “onderhandeling” over loon- en arbeidsvoorwaarden. Belangrijker voor een werknemer is bijvoorbeeld dat de werkgever aan de werknemer aanbiedt om zelf een invulling te geven aan een deel van zijn verloning in functie van zijn of haar specifieke behoeften en dan is mobiliteit hiervan een onderdeel.
We zijn ervan overtuigd dat werknemers die potentieel in aanmerking komen voor een firmawagen, als het wetsontwerp inzake mobiliteitsbudget goedgekeurd zal worden in het Parlement, vragende partij zullen zijn bij hun werkgever om dit omgezet te krijgen in een mobiliteitsbudget waarmee ze dan zelf hun mobiliteit kunnen organiseren op de manier die het best aan hun behoefte beantwoordt. En dat zal dan dikwijls een keuze zijn voor een kleinere en CO2-vriendelijkere wagen in combinatie met de fiets, het openbaar vervoer of deel-systemen”.
1 op 4 fietst
De opmars van de fiets in het traject van en naar het werk begon al in 2011 en zet zich ook in 2018 verder door. In 2018 koos 25,2 % van de West-Vlaamse werknemers regelmatig voor de fiets, alweer een toename. Nationaal doet de fiets het zelfs nog beter, met 26,4% regelmatige fietsers en 14,1 % voor wie geldt: de fiets of niets. Trouwens, alle leeftijden fietsen, zo leren ons de details van de mobiliteitsbarometer. Dat zelfs de 63-plussers meedoen, daar zal de grote populariteit van de elektrische fiets wel voor iets tussen zitten.
Thijs Deklerck: “Aanschuivend in de file beginnen werknemers zelf naar haalbare oplossingen te zoeken. Van CEO’s en hr-directeurs horen we dat hun werknemers steeds vaker vragen naar (elektrische) bedrijfsfietsen. Werkgevers reageren hierop door in een cafetariaplan te voorzien waarin werknemers een deel van hun loon op een andere manier dan cash kunnen invullen. Mobiliteit is in de meeste cafetariaplannen een belangrijk onderdeel. In verschillende bedrijven worden zelfs cafetariaplannen opgebouwd waarin alleen mobiliteitsoplossingen worden aangeboden.
Naast upgrades en downgrades van de firmawagen of de mogelijkheid voor werknemers om de keuze te maken voor een wagen die hen door de werkgever ter beschikking wordt gesteld (de zogenaamde cafetariawagens) voorzien heel veel cafetariaplannen in de optie van een bedrijfsfiets. Deze kan dan door de werknemer gebruikt worden voor zijn privé-verplaatsingen, maar moet ook op regelmatige wijze gebruikt worden voor de verplaatsing woonplaats-werk. En de fietsers hebben ook de overheden mee: niet alleen staat de wetgeving rond het mobiliteitsbudget op stapel, overheden op alle niveaus zetten ook in op infrastructuur die het aangenamer en veiliger maakt om de fiets te gebruiken.”
Trein-tram-bus in West-Vlaanderen nog veel in te halen, met 4,5 % regelmatige gebruikers
In 2017 was er een lichte toename in de interesse in het openbaar vervoer en nu in 2018 weer. Het voorbije jaar kwam je 8 % van de Belgische werknemers regelmatig tegen op trein, tram, bus of metro. Maar niet zo in West-Vlaanderen, hier bereikt trein-tram-bus maar 4,5 % van de werknemers. Maar ook dit is een stijging t.o.v. 2017. Blijkbaar vinden openbaar vervoer en reiziger elkaar wel net iets vaker dan vroeger, maar is het resultaat niet in alle regio’s gelijk.
Thijs Deklerck: “In realiteit zal het openbaar vervoer ook nog wel meer dan 8 % van de werkende Belgen bereiken. In onze Acerta-barometer zitten immers niet de gegevens van de openbare sector. En de werknemers in de overheid zijn in zeer grote meerderheid trein- en busreizigers voor hun verplaatsing naar en van kantoor.”
Fig. 2: Verdeling verschillende mobiliteitsoplossingen in West-Vlaanderen (2018)
19 km is de woon-werkafstand, een fietsbare afstand
Belgen werken gemiddeld op 19 km van waar ze wonen, West-Vlamingen op 18,47 km. Dat gemiddelde blijft jaar na jaar nagenoeg gelijk. Thijs Deklerck: “Er zijn vandaag heel wat vacatures, een situatie die de bereidheid om van job te veranderen een duwtje kan geven. Die realiteit heeft er wel niet toe geleid dat werknemers massaal een andere baan zijn gaan zoeken dichter bij huis. De woon-werkafstand blijft nagenoeg ongewijzigd. En de 200.000 werknemers die het voorbije jaar tot de arbeidsmarkt zijn toegetreden, hebben blijkbaar ook geen impact gehad op het gemiddelde van 19 km woon-werkafstand. Aangezien 18 à 19 km almaar meer – door snellere fietsen en betere fietswegen – een fietsbare afstand wordt, zit het er zeker in dat de (bedrijfs)fiets ook de komende jaren nog aan terrein zal winnen.”
Over het onderzoek
De verzamelde gegevens zijn gebaseerd op de werkelijke loongegevens van de werknemers in dienst bij meer dan 40.000 werkgevers uit de private sector, waartoe zowel kmo’s als grote ondernemingen behoren. De data werden via de Acerta-Mobiliteitsbarometer verzameld tussen 2017 en 2018 en geven een representatieve weergave van de Belgische werknemerspopulatie. Acerta voert metingen uit op kwartaalbasis.
Meer informatie?
Gelieve contact op te nemen met Acerta – Sylva De Craecker