Vorige

Definitieve regeling voor verenigingswerk in de steigers

Vanaf 1 januari 2022 zal de definitieve regeling voor het verenigingswerk in voege treden.

Met het eindejaar nadert ook de einddatum van de tijdelijke regeling van het verenigingswerk die tijdens het jaar 2021 in voege was. De federale regering heeft een definitief kader voor het verenigingswerk uitgetekend dat in werking zal treden op 1 januari 2022.

In dit artikel geven we je de belangrijkste krachtlijnen van de nieuwe regeling mee. Deze zijn gebaseerd op de teksten die goedgekeurd zijn door de ministerraad. Het ontwerp moet nog door het Parlement worden goedgekeurd en worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Toepassingsgebied: sportsector en socio-culturele sector

De nieuwe regeling wordt van toepassing op de erkende organisaties die socio-culturele vorming en/of sportinitiatie en/of sportactiviteiten verstrekken en de erkende organisaties in de amateurkunstensector, en dat voor de inzet van onder meer animatoren, sporttrainers en (kunst)technische begeleiders en lesgevers.

Urencontigent vrij van RSZ-bijdragen

De nieuwe regeling steunt op de 25 dagen regel (zogenoemde artikel 17) die vandaag bestaat in de socio-culturele sector. De telling in dagen wordt omgevormd naar uren.

De verenigingswerker mag op jaarbasis 300 uren bij één of meer werkgevers in de socio-culturele sector en 450 uren bij één of meer werkgevers in de sportsector aan de slag. Het plafond voor alle activiteiten samen is steeds beperkt tot 450 uren per jaar.

Daarnaast geldt er een limiet op het aantal uren per kwartaal van 150 uur in de sportsector, en 100 uur in de socio-culturele sector. Tot slot moet in het derde kwartaal een maximum van 285 uur, resp. 190 uur nageleefd worden.

Binnen deze maxima ben je als organisatie geen RSZ-bijdragen verschuldigd. Via een nog te ontwikkelen applicatie zal het resterende urensaldo kunnen worden geraadpleegd. Voor de verenigingswerker moet op kwartaalbasis steeds een Dimona-aangifte in uren gebeuren, zoals al enkele jaren voor de studenten het geval is.

De solidariteitsbijdrage van 10% die je in 2021 betaalt, zal niet langer verschuldigd zijn.

Toepassing van het arbeidsrecht

Je zal met de verenigingswerker een arbeidsovereenkomst sluiten. De regels van het arbeidsrecht, met inbegrip van het welzijnsrecht en de arbeidsongevallenwetgeving, worden dan ook van toepassing. Alle sectorale CAO’s, zoals de loon- en arbeidsvoorwaarden, zijn van toepassing op de tewerkstelling.

Omwille van het bijzondere karakter van het verenigingswerk, voorziet de regering wel in verschillende afwijkingen. Zo heeft de verenigingswerker geen recht op gewaarborgd loon bij ziekte of ongeval (tenzij een CAO daarin zou voorzien), geen opleidingsrecht en geen recht op loontoeslagen voor avond-, nacht- en zondagsarbeid.

De arbeidsovereenkomst kan worden beëindigd op basis van afwijkende opzeggingstermijnen die in de arbeidsovereenkomst moeten worden vermeld.

Er dienen geen sociale documenten te worden opgemaakt, zoals een individuele rekening of een C4 bij uit dienst.

Combinatie verenigingswerk en andere statuten

De verenigingswerker mag niet als werknemer, zelfstandige of ambtenaar met je organisatie verbonden geweest zijn in het jaar voorafgaand aan het verenigingswerk. De combinatie van verenigingswerk en vrijwilligerswerk bij dezelfde organisatie is enkel nog mogelijk indien het gaat over andere activiteiten.

De combinatie van verenigingswerk en studentenarbeid is voor maximaal 190 uur mogelijk. Indien het quotum van 190 uren overschreden wordt, worden de uren afgetrokken van het studentenquotum (475 uren).

Het verenigingswerk is niet te combineren met een werkloosheids- of ziekte uitkering, tenzij de werknemer in een van deze statuten terecht komt tijdens de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst in het kader van verenigingswerk.

Fiscale behandeling

De verenigingswerker zal een inkomstenbelasting van 10% moeten betalen op het moment van de fiscale afrekening, na afloop van het jaar.

Er is echter wel een maximumbedrag voor de inkomsten op jaarbasis. Dat maximaal bedrag van 6390 euro (inkomsten 2021) behoudt men dus van de tijdelijke regeling die gold voor het jaar 2021.

Deel dit artikel