Vorige

Forfaits verwarming en elektriciteit: voortaan onder (strenge) voorwaarden

Afgelopen zomer werd een ruling gepubliceerd die bevestigde dat werkgevers op een fiscaal interessante manier verwarming en/of elektriciteit aan hun werknemers kunnen aanbieden, gefinancierd via een budget gecreëerd binnen een cafetariaplan. Op deze manier wordt het loon fiscaal geoptimaliseerd. Deze ruling deed veel stof opwaaien en de Minister van Financiën liet toen al verstaan hier niet mee akkoord te gaan. In afwachting van een bredere fiscale hervorming van de personenbelasting werd dit voordeel alvast aangepakt.

Maar waarom zou men ervoor kiezen (in het kader van een cafetariaplan) om zijn verwarming en/of elektriciteit gebruikt voor andere doeleinden dan verwarming ten laste te laten nemen door de werkgever? Dat heeft alles te maken met het feit dat de fiscale wetgeving voor deze voordelen in een forfaitaire waardering van het voordeel alle aard voorziet. De Minister van Financiën heeft de voorwaarden voor de toepassing van deze forfaits intussen bijgestuurd, waardoor de toepassing van het forfait nog slechts in een minderheid van de gevallen mogelijk zal zijn.

Forfaitaire waardering voordeel

Werkgevers kunnen er voor kiezen om bepaalde voordelen in natura toe te kennen aan hun werknemers, waarbij deze voordelen ook gebruikt worden voor privédoeleinden. Een voorbeeld daarvan is het verstrekken van elektriciteit en verwarming voor de woning van de werknemer.

De werknemer wordt hierdoor wel belast op een voordeel alle aard, maar dat voordeel wordt forfaitair gewaardeerd. Voor het inkomstenjaar 2022 bedragen deze forfaits:

 

Verwarming

Elektriciteit

Werknemers

960 euro/jaar

480 euro/jaar

Bedrijfsleiders en leidinggevend personeel

2.130 euro/jaar

1.060 euro/jaar

Deze forfaits zijn eerder laag en zijn in de meeste gevallen dus voordeliger dan indien de werknemer zelf een energiecontract afsluit, zeker gezien de stijgende energieprijzen.

Minister van Financiën doet de deur (grotendeels) toe

De regering heeft daarop de voorwaarden voor de toepassing van deze forfaits verstrengd vanaf 1 januari 2022. Voortaan is de toepassing van de forfaitaire waardering beperkt tot de situaties waarin het verstrekken van de verwarming en/of elektriciteit hand in hand gaat met de terbeschikkingstelling van het onroerend goed waarop de elektriciteit en/of verwarming betrekking heeft. De verstrekker van de verwarming en/of de elektriciteit moet voortaan dus dezelfde zijn als de verstrekker van het woningvoordeel. Het speelt hierbij geen rol of het ten laste nemen door de werkgever al dan niet kadert in een cafetariaplan.

Het blijft dus mogelijk om verwarming en/of elektriciteit aan te bieden los van de terbeschikkingstelling van een woning, maar in dat geval zal het voordeel gewaardeerd moeten worden op basis van de werkelijke waarde ervan voor de verkrijger. Dat is immers de algemene regel indien er geen forfaitaire waardering voorhanden is. Het zal vaak echter niet eenvoudig zijn om het privéverbruik van deze voordelen te bepalen en te waarderen.

Indien de werknemer een eigen bijdrage betaalt voor die verwarming en/of elektriciteit, blijft die bijdrage aftrekbaar van het berekende voordeel. Ongeacht of dat voordeel forfaitair gewaardeerd werd of op basis van de werkelijke waarde.

En wat met de RSZ?

De RSZ waardeerde deze voordelen in natura ook voor 2022 al op basis van hun werkelijke waarde. Enkel voor conciërges werd het fiscale forfait gebruikt. Voor deze categorie wordt de bijkomende voorwaarde voortaan dus ook van toepassing, al zal dit in de praktijk doorgaans niet veel problemen opleveren.

Ook voor bedrijfsleiders

Deze bepalingen over de (waardering van) voordelen in natura gelden op dezelfde manier voor werknemers als voor bedrijfsleiders. Deze wijziging is dus ook van toepassing voor bedrijfsleiders indien de vennootschap het onroerend goed niet ter beschikking stelt.

Bron:
Koninklijk Besluit van 19 december 2021 tot wijziging van artikel 18, § 3, van het KB/WIB 92 op het stuk van de forfaitaire raming van de voordelen van alle aard voor de kosteloze verstrekking van verwarming en van elektriciteit, BS van 27 december 2021.

Deel dit artikel