Werkgevers van onvrijwillig deeltijdse werknemers riskeren een nieuwe bijdrage
Werkgevers die deeltijdse werknemers in dienst hebben die bovenop hun deeltijds loon een inkomensgarantie-uitkering krijgen, moeten deze werknemers bijkomende uren aanbieden. Doen ze dat niet, dan riskeren ze vanaf april 2020 een extra bijdrage te moeten betalen.
Wie deeltijdse werknemers in dienst heeft, weet dat sommige deeltijdse werknemers een uitkering kunnen krijgen van de RVA. Het gaat om werknemers die ‘onvrijwillig’ deeltijds werken. Ze willen wel meer werken, maar vinden geen aangepaste voltijdse job en gaan daarom alvast deeltijds aan de slag. Het verschil wordt bijgepast door de RVA. De werkgever van zo’n werknemers moet daarom maandelijks een aangifte aan de RVA doen van hun deeltijdse prestaties en het loon dat ze daarvoor kregen.
Het is dus de bedoeling dat deze personen slechts tijdelijk in deze situatie zitten en op termijn meer uren of zelfs voltijds gaan werken. Daarom moet hun werkgever, telkens hij bijkomende uren beschikbaar heeft of een nieuwe voltijdse vacature, dit aanbod bij voorrang doen aan de betrokken onvrijwillig deeltijdse werknemers die een aanvraag tot bijkomende uren hadden gedaan. Deze verplichting is niet nieuw, maar de sanctie voor werkgevers die dit niet doen, is dat wel. Elke deeltijdse werknemer kan trouwens aan zijn werkgever een verklaring afleggen dat hij of zij graag meer uren zou werken.
Met ingang van 1 april 2019 treedt een nieuw mechanisme in werking om de werkgevers te verplichten het aanbod te doen. De RSZ en de RVA bezorgen de controlediensten de gegevens van de werkgevers en hun werknemers. Wanneer bij een controle ter plekke blijkt dat er geen aanbod is geweest, moet de werkgever een nieuwe responsabiliseringsbijdrage betalen. De bijdrage zal geïnd worden vanaf april 2020.
Welke werkgevers?
Enkel de werknemers van werkgevers die onder de CAO-wetgeving vallen zijn betrokken. Werkgevers uit de publieke sector riskeren deze extra bijdrage dus niet.
Welke werknemers?
In principe komen alle deeltijdse werknemers in aanmerking, met uitzondering van enkele uitgesloten categorieën.
Werkgevers van deze werknemers mogen op hun beide oren slapen:
- Uitzendkrachten
- Dienstencheque-werknemers
- Gelegenheidswerknemers
Wanneer bijkomende uren aanbieden?
Wanneer de deeltijdse werknemer een aanvraag heeft ingediend bij zijn werkgever tot het bekomen van een voltijdse dienstbetrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse dienstbetrekking waardoor hij een nieuwe deeltijdse arbeidsregeling verkrijgt, waarvan de wekelijkse arbeidsduur hoger is dan die van de deeltijdse arbeidsregeling waarin hij reeds werkt.
De werkgever moet het aanbod enkel doen wanneer de vacante job of bijkomende uren tot gevolg hebben dat de overeengekomen arbeidsregeling wordt verhoogd gedurende een ononderbroken periode van tenminste een maand of voor onbepaalde tijd:
- hetzij door een aanpassing van de bestaande arbeidsovereenkomst;
- hetzij door de vervanging van de bestaande arbeidsovereenkomst door een nieuwe arbeidsovereenkomst.
Hoe het aanbod doen?
Het aanbod van een vacante voltijdse of deeltijdse job, wordt gedaan binnen een termijn van een maand die ingaat de dag volgend op de dag waarop de dienstbetrekking vacant wordt, en berekend van datum tot datum.
Let wel, het gaat om bijkomende uren die dezelfde functie betreffen als die welke de deeltijdse werknemer reeds uitoefent en waarvoor hij de vereiste kwalificaties bezit.
Het aanbod gebeurt naar keuze van de werkgever:
- door middel van een ter post aangetekende brief;
- door de overhandiging van een geschrift waarvan het duplicaat voor ontvangst wordt ondertekend door de deeltijdse werknemer;
- of op elektronische wijze mits ontvangstbevestiging van het bericht door de deeltijdse werknemer.
Het bericht met het aanbod bevat ten minste de volgende gegevens:
- een beknopte beschrijving van de functie;
- de duur van de overeenkomst;
- het arbeidsvolume en werkrooster;
- de plaats van tewerkstelling.
Andere verplichtingen?
De werkgever moet een afschrift van het bericht met het aanbod bewaren:
- in papieren of elektronische vorm;
- gedurende zeven jaar.
De werkgever moet aan de RVA melden wanneer hij een aanbod heeft gedaan dat door de werknemer wordt geweigerd. Dit doet hij in de maandelijkse aangifte van de loon- en arbeidsgegevens van de deeltijdse werknemer. Deze aangifte is verplicht elektronisch (WECH006).
Welke bijdrage?
De responsabiliseringsbijdrage bedraagt 25 euro per maand en per deeltijdse werknemer met een inkomensgarantie-uitkering. De bijdrage is dan verschuldigd voor het volledige kwartaal.
De responsabiliseringsbijdrage is verschuldigd vanaf het kwartaal volgend op de vier kwartalen waarin ten minste één bijkomend uur beschikbaar was en aan geen enkele deeltijdse werknemer bij voorrang het beschikbare bijkomende uur of de beschikbare bijkomende uren werden toegekend zodat zijn contractuele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur niet is toegenomen.
De bijdrage is wel enkel verschuldigd voor de maanden waarin de deeltijdse werknemer effectief een inkomensgarantie-uitkering ontvangt.
De responsabiliseringsbijdrage is niet meer verschuldigd vanaf:
- hetzij het kwartaal waarin alle beschikbare bijkomende uren werden toegekend aan ten minste één van de deeltijdse werknemers, zodat zijn wekelijke gemiddelde arbeidsduur is toegenomen;
- hetzij het kwartaal waarin de werkgever de bijdrage verschuldigd was voor het vierde opeenvolgende kwartaal en er geen enkel bijkomend uur beschikbaar was gedurende deze vier voorgaande kwartalen.
Toch geen bijdrage?
Wanneer de werkgever een van de volgende argumenten kan aanhalen, moet hij de bijdrage niet betalen:
- dat hij geen mededeling van de vacante betrekking moest verrichten omdat de bijkomende uren niet zorgden voor een verhoging van de arbeidsregeling gedurende een ononderbroken periode van tenminste een maand of voor onbepaalde tijd ;
- dat de werknemer niet in aanmerking kwam voor de toekenning van de bijkomende uren omdat het niet ging om dezelfde functie en hij daarvoor niet de vereiste kwalificaties bezat;
- dat de werknemer niet in aanmerking kwam voor de toekenning van de bijkomende uren omdat het ging om uren die betrekking hebben op prestaties tijdens dezelfde tijdblokken als de prestaties geleverd door de betrokken werknemer;
- dat de werknemer was tewerkgesteld in een andere vestigingseenheid dan de vestigingseenheid waar de bijkomende uren beschikbaar waren;
- dat hij aan de betrokken werknemer alle vacante voltijdse en deeltijdse dienstbetrekkingen heeft aangeboden.
Bron:
Koninklijk besluit van 2 mei 2019 tot uitvoering van de bepalingen van de programmawet van 22 december 1989 die betrekking hebben op de voorrang voor deeltijdse werknemers om een vacante dienstbetrekking bij hun werkgever te verkrijgen (1), BS 15 mei 2019