Arizona-regering: wat zijn de gevolgen voor de publieke sector?
Op 31 januari 2025 sloten de Arizonapartijen een federaal regeerakkoord voor de periode 2025-2029. In deze blog bieden we je een overzicht van de belangrijkste sociaal-economische maatregelen uit het akkoord die een impact hebben op de publieke sector.
De verschillende maatregelen uit het akkoord zullen de komende jaren omgezet worden in wetgeving, al dan niet via de sociale partners. Van zodra er verdere ontwikkelingen zijn, zullen we deze blog updaten. Voor de concrete uitrol en inwerkingtreding van de maatregelen uit het regeerakkoord is het wachten op de omzetting ervan in wet- en regelgeving. We houden je hierover op de hoogte.
Maatregelen voor de publieke sector
Pensioenen
Men gaat in het regeerakkoord uit van de betrachting om de band tussen effectieve arbeidsprestaties en de opbouw van pensioenrechten te versterken. Ook wordt er gestreefd naar een harmonisering tussen de pensioenstelsels voor werknemers, ambtenaren en zelfstandigen, maar ook geleidelijkheid en respect voor de reeds verworven rechten worden als principe gehuldigd.
Vanuit dit uitgangspunt liggen volgende maatregelen op de plank:
1. Uitdoven ziektepensioen
Aansluitend bij de reeds besliste hervorming van het ziektepensioen voor statutaire ambtenaren in de ‘Tijdelijke Arbeidsongeschiktheid voor Ambtenaren’ (TAVA) wordt vanaf 1 januari 2026 de nieuwe instroom in het systeem stopgezet zodat het stelsel op termijn volledig uitdooft op zowel federaal, regionaal als lokaal niveau.
Specifiek voor federale ambtenaren stapt men over op een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid en invaliditeit zoals in de private sector. Men gaat hierover in overleg met de vakorganisaties.
Het zal in de toekomst ook niet langer mogelijk zijn om ziektedagen op te sparen.
2. Versterking van het aanvullend pensioen
Naast een sterke 1ste pijler van het wettelijk pensioen wenst men aan alle werknemers, waaronder ook de contractuelen in de publieke sector, een aanvullend pensioen bieden waarvoor een werkgeversbijdrage wordt voorzien van minstens 3% tegen uiterlijk 2035.
3. Aanneembaarheid verloven voorafgaand aan pensioen (VVP) en landingsbanen in de publieke sector
Vanaf 1 januari 2026 zijn de VVP in de publieke sector voor maximum 2 jaar aanneembaar als dienstjaren voor de opening van het pensioenrecht en voor de berekening van het pensioen.
Ook vanaf 1 januari 2026 worden voor de toekomstige aanvragen en toekomstige periodes van lopende aanvragen de aanneembaarheid als dienstjaren voor de toekenning en voor de berekening van het pensioen afgeschaft voor onder meer loopbaanonderbrekingen zonder zorgmotief en diverse vervroegde uittrederegelingen zoals disponibiliteit voorafgaand aan het pensioen, vrijwillige 4-dagen week. Statutaire ambtenaren kunnen nog wel van deze vrijwillige (deeltijdse) vervroegde uittrede gebruik maken, maar zonder RVA-uitkering en ook zonder gelijkstelling voor het pensioen.
De aanneembaarheid blijft wel bestaan voor diverse vormen van deeltijdse vervroegde uittrede vanaf 60 jaar in de publieke sector, naar analogie met de regeling voor landingsbanen in de private sector.
De aanneembaarheid blijft ook bestaan voor diverse vormen van loopbaanonderbreking of -vermindering voor de zorg voor een kind of ziek familielid of voor het volgen van een erkende opleiding.
4. Verlenging termijn refertewedde voor ambtenarenpensioenen
Het pensioen van een werknemer en zelfstandige wordt berekend op basis van het loon of inkomen over de volledige loopbaan. Bij de berekening van het ambtenarenpensioen wordt vandaag enkel het loon van de laatste 10 jaar van de loopbaan in rekening genomen.
Deze ongelijkheid wordt geleidelijk afgeschaft in de pensioenberekening voor statutairen door de referentieperiode voor deze berekening vanaf 2027 jaarlijks te verlengen, zodat deze 45 jaar bereikt in 2062.
De indexering van het wettelijk pensioen van ambtenaren en van gemengde loopbanen wordt tijdelijk beperkt tot de bovengrens in het werknemerspensioen. Tijdens deze periode is er ook geen indexering van het absoluut plafond voor de ambtenaren, het zogenaamde Wijninckx-plafond.
5. Harmonisering van de welvaartsaanpassing van de pensioenen
De perequatie van het ambtenarenpensioen wordt afgeschaft vanaf 2026. Dit wordt geïntegreerd in de nieuwe welvaartsenveloppe, die na advies van sociale partners, op een andere manier zal worden berekend.
6. Mogelijkheid tot langer werken
Statutaire ambtenaren zullen, wanneer ze de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, niet meer automatisch gepensioneerd worden. Men zal onderzoeken of het halftijds pensioen kan ingevoerd worden, waardoor alle werknemers (loontrekkenden, zelfstandigen en ambtenaren) van 60 jaar of ouder, die voldoen aan de voorwaarden voor vervroegd of wettelijk pensioen, de helft van hun pensioen kunnen ontvangen terwijl ze een halftijdse activiteit blijven uitoefenen.
7. Responsabilisering in de financiering van het pensioen van statutairen
Zoals dit vandaag reeds het geval is voor de lokale besturen zal voor elke nieuwe benoeming van een statutaire ambtenaar vanaf 1 januari 2025 de bijdrage voor het pensioen voortaan de kostprijs ervan moeten dekken.
De federale overheid verlicht de respo-factuur voor de lokale besturen. Het bonus-malussysteem wordt ook voortgezet, zoals vastgelegd in de wet van 30 maart 2018, bedoeld om de ontwikkeling van een 2e pijler voor het personeel van de lokale besturen te bevorderen. Men wil werk maken van de creatie van een uniform pensioensysteem voor de toekomstige loopbaanjaren in alle stelsels, door een duurzame oplossing te vinden voor het gesolidariseerde pensioenfonds.
8. Afbouw preferentiële stelsels
De opgebouwde rechten binnen de huidige stelsels worden gerespecteerd. Voor diensten gepresteerd vanaf 1 januari 2027 worden alle bestaande preferentiële loopbaanbreuken naar het gewone stelsel (tantième 1/60), dat uitgaat van een volledige loopbaan na 45 dienstjaren, gebracht.
De verhogingscoëfficiënt wordt vanaf 1 januari 2027 voor alle personeelscategorieën 1. Voor onderwijs en voor actieve diensten (zoals vandaag afgebakend) blijft de verhogingscoëfficiënt 1,05 met jaarlijkse afbouw met 0,005 vanaf 2027 tot 1,025 in 2032.
Ze kunnen in de toekomst nog steeds vervroegd op pensioen volgens de geldende loopbaan- en leeftijdsvoorwaarden. Er wordt gezorgd voor de nodige maatregelen inzake aangepast werk.
Preventie en re-integratie van langdurig zieken
De strijd tegen het toenemend aantal langdurig zieken wordt één van de belangrijkste werven. Voor werkgevers zou dat betekenen:
- dat ze worden aangemoedigd om aan de slag gaan met actief verzuimbeleid;
- dat ze tijdens de eerste twee maanden arbeidsongeschiktheid (na de periode van gewaarborgd loon) een bijdrage zullen moeten betalen, gelijk aan 30% van de ziekte-uitkering, weliswaar niet voor oudere werknemers (vanaf 55 jaar). Dit vervangt de huidige responsabiliseringsbijdrage, geïnd door de RSZ. De bedoeling van zo’n maatregel is om werkgevers meer te laten inzetten op het voorkomen van langdurige uitval. Om dit te compenseren zijn er nieuwe premies/lastenverlaging bij re-integratie;
- dat meer ruimte wordt gegeven in re-integratietrajecten voor tewerkstellingsmogelijkheden bij andere werkgevers;
- dat re-integratietrajecten voortaan ook door de werkgever van bij de start van de arbeidsongeschiktheid kunnen opgestart worden (i.p.v. na drie maanden);
- dat het arbeidspotentieel van een arbeidsongeschikte medewerker na acht weken verplicht ingeschat moet worden. Als die beoordeling positief is, zou er een re-integratietraject opgestart moeten worden. Er volgt een sanctie als er binnen de zes maanden nadien geen re-integratietraject is opgestart.
- dat het – weliswaar na intern onderzoek tot re-integratie – mogelijk blijft om de arbeidsovereenkomst te beëindigen omwille van medische overmacht als tweede optie. Deze procedure kan al na zes maanden opgestart worden (in plaats van negen). De bijdrage van 1.800 euro aan het Terug Naar Werk-Fonds wordt veralgemeend (i.p.v. enkel bij eenzijdige vaststelling door de werkgever);
- dat het mogelijk wordt om verdachte ziekte-attesten en getuigschriften van arbeidsongeschiktheid te melden bij een digitaal meldpunt van de SIOD.
1. Samenwerking artsen
Daarnaast wordt er meer samenwerking verwacht van de verschillende artsen (behandelende arts van de medewerker, arbeidsarts, adviserend arts ziekenfonds). De regering wil dat behandelende artsen bij de gezondheidsbeoordeling meer nadruk leggen op wat de medewerker nog wél kan. Zij zullen soms een ‘geschiktheidsattest’ moeten opstellen. Bovendien wil de nieuwe regering instrumenten aanreiken waarmee behandelende artsen hun voorschrijfgedrag meer op elkaar kunnen afstemmen.
2. Meer controles en preventief re-integratietraject
Ten aanzien van de langdurig arbeidsongeschikte medewerkers wil de regering meer controle invoeren en zal men sancties opleggen aan werknemers die daar niet aan meewerken.
Helemaal nieuw wordt de mogelijkheid voor medewerkers om preventief een re-integratietraject op te starten als men dreigt uit te vallen. De werkgevers zullen echter niet verplicht zijn daarop in te gaan.
Opvallende maatregel ten aanzien van de medewerkers is de afbouw van de mogelijkheid om driemaal per kalenderjaar geen ziekte-attest voor te leggen voor de eerste dag van een arbeidsongeschiktheid naar maximaal tweemaal per kalenderjaar.
3. Gewaarborgd loon
De regering zal ook sleutelen aan het recht op gewaarborgd loon. Om te vermijden dat arbeidsongeschikte medewerkers bij herval telkens opnieuw aanspraak kunnen maken op gewaarborgd loon ten laste van hun werkgever, zal er bij herval pas na 8 weken werkhervatting recht zijn op een nieuwe periode van 30 dagen gewaarborgd loon.
Arbeidsongeschikte medewerkers die bij de eigen of een andere werkgever het werk gedeeltelijk hervatten met toelating van de adviserend arts van het ziekenfonds, zullen in geval van een nieuwe volledige arbeidsongeschiktheid tijdens deze periode van gedeeltelijke werkhervatting geen recht hebben op gewaarborgd loon, maar volledig terugvallen op een ziekte-uitkering van het ziekenfonds. Volgens de huidige regels is er in zo’n geval wel opnieuw recht op gewaarborgd loon in geval van volledige arbeidsongeschiktheid na de eerste twintig weken van de gedeeltelijke werkhervatting.
4. Verlaging administratieve drempels
Ook wil de regering de administratieve drempels bij gedeeltelijke werkhervatting verlagen, zowel voor de werkgever als voor de medewerker en het ziekenfonds. Ook een toelating van de behandelend arts of arbeidsarts zal voldoende zijn om de medewerker gedeeltelijk het werk te laten hervatten. Daarnaast komt er een versoepeling van de sociale en fiscale regels voor het combineren van een deel van de uitkering met een gedeeltelijk inkomen uit arbeid. Er zal ook worden ingezet op een automatische en administratief eenvoudige vorm van fiscaal voluntariaat in samenspraak met de uitbetalende instellingen.
Algemene maatregelen die ook impact hebben op de publieke sector
Loonvoordelen en flexibel verlonen
Het systeem van kosten eigen aan de werkgever en van flexibel verlonen wordt wettelijk omkaderd.
Er wordt aan de sociale partners gevraagd om de waarde van de maaltijdcheques te verhogen met tweemaal 2 euro. Andere cheques zouden uitdoven.
Modernisering van het arbeidsrecht
De volgende regels worden afgeschaft:
- de verplichting om alle roosters uitdrukkelijk op te nemen in het arbeidsreglement;
- de verplichting dat de arbeidsduur van een deeltijdse werknemer minstens even veel moet bedragen als 1/3de van een voltijdse werknemer;
- het verbod op nachtarbeid.
De mogelijkheid van ‘accordeonroosters’ wordt ingevoerd. Deze annualisering (het presteren van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur over de referteperiode van een jaar) wordt ingevoerd mits akkoord tussen werkgever en medewerker en met vrije keuze tussen inhaalrust of uitbetaling. Waar mogelijk wordt hierbij arbeidstijdregistratie ingevoerd.
De bestaande regels inzake diverse soorten overuren worden aangepast.
De tijdelijke en/of soepele overgang van personeel naar een andere werkgever wordt gefaciliteerd. Aan de sociale partners wordt gevraagd om voorstellen uit te werken om het eenheidsstatuut arbeiders-bedienden te voltooien.
Aanmoediging van de flexibele inzet van werknemers
1. Teletreinwerk
De regering zal nagaan of het mogelijk is om een ‘teletreinwerk’ regeling te creëren die rekening houdt met de uren die gewerkt worden tijdens het afleggen van het woon-werkverkeer met het openbaar vervoer.
2. Studentenjobs
De mogelijkheid om als student te werken aan het voordeeltarief van de solidariteitsbijdragen wordt definitief op 650 uur per kalenderjaar gebracht. Bovendien zullen jongeren al vanaf 15 jaar aan de slag kunnen als jobstudent. Om te vermijden dat studenten niet langer ten laste zouden zijn indien zij (meer) werken als student, wordt de vrijstelling voor inkomsten uit studentenarbeid verdubbeld.
3. Flexi-jobs
De regering wil flexi-jobs promoten door het maximaal jaarinkomen dat onbelast verdiend kan worden op te trekken van 12.000 euro naar 18.000 euro, én het maximaal uurloon – waar geldend – te verhogen van 17 euro naar 21 euro. Deze bedragen zullen geïndexeerd worden. Voor voltijdse werknemers zal het verbod worden opgeheven om een flexi-job uit te oefenen bij een onderneming die verbonden is met de eigen werkgever. Flexi-jobs worden mogelijk in alle sectoren, tenzij de bevoegde sector zelf voor een opt-out kiest.
Wie gepensioneerd is en nog wil bijverdienen, zal dat volgens de plannen kunnen doen aan een vast, bevrijdend tarief van 33%. Voorwaarde is wel dat de gepensioneerde een volledige loopbaan van 45 jaar had of opnieuw begint te werken na de wettelijke pensioenleeftijd.
Werk-privébalans en langere loopbanen
Op dit moment bestaan er diverse verloven, elk met hun eigen voorwaarden: tijdskrediet, ouderschapsverlof en andere thematische verloven. Deze diverse verloven zullen geharmoniseerd worden. Daarnaast zullen de verschillende verlofstelsels van werknemers, zelfstandigen en ambtenaren ook meer op elkaar afgestemd worden.
Verder zal er worden bekeken welke maatregelen genomen kunnen worden om de flexibiliteit van werknemers te verhogen, zoals flexibiliteit in de organisatie van een werkdag, in functie van het schoolleven.
De mogelijkheid van het deeltijds pensioen wordt onderzocht.
Ontslag
Uiterlijk op 31 december 2025 – en na overleg met de sociale partners – wil de regering de proefperiode opnieuw invoeren. Gedurende de eerste 6 maanden van het contract kunnen zowel werkgever als medewerker de arbeidsovereenkomst beëindigen met een opzegtermijn van één week loon.
De werkloosheidsuitkering wordt beperkt in de tijd tot maximum 2 jaar tot de leeftijd van 55.
De regering wil een nieuw ontslagrecht met werkloosheidsuitkering invoeren. Werknemers die 10 jaar anciënniteit bij een bedrijf kunnen aantonen, hebben recht op een werkloosheidsuitkering wanneer ze ontslag nemen. De werkloosheidsuitkering wordt voor maximaal 6 maanden betaald. Deze periode kan met 6 maanden worden verlengd als de persoon een opleiding tot knelpuntberoep met succes afrondt en dat die opleiding begonnen is tijdens het eerste kwartaal van de uitkeringen.
Acerta Public hr-day
Maandag 31 maart 2025 ben je welkom op de Acerta Public hr-day, een inspirerend evenement voor professionals in de publieke sector. Schrijf je snel in.