Vorige

Berekening voordeel alle aard renteloze of voordelige leningen aan werknemers en bedrijfsleiders: interestvoeten voor 2024 zijn bekend

In het Belgisch Staatsblad verscheen het Koninklijk Besluit (KB) met de referentie interestvoeten voor de berekening van het voordeel van alle aard voor de toekenning van een renteloze lening of een lening tegen verminderde rentevoet (lager dan de marktrente), van toepassing vanaf 1 januari 2024.

Principe: forfaitair bepaald voordeel van alle aard

Indien werkgevers kosteloze of voordelige leningen verstrekken aan hun personeel, dan vormt dit een belastbaar voordeel van alle aard. Dit belastbaar voordeel alle aard wordt forfaitair berekend, op basis van het verschil tussen:

  • de referentierentevoet die jaarlijks bij KB worden vastgesteld, per type van lening, en,
  • de aan de ontlener aangerekende rentevoet, de renteverlaging wegens kinderlast buiten beschouwing gelaten.

Interestvoeten voor inkomstenjaar 2024

Hoe de berekening van dit voordeel gebeurt, is dus afhankelijk van het type lening en de looptijd ervan. De rentevoeten zijn licht gestegen ten opzichte van vorig jaar.  Onderstaande percentages zijn van toepassing op de voordelen van alle aard die toegekend werden in 2024.

We onderscheiden volgende mogelijke interestvoeten:

Hypothecaire leningen

Sinds 1984 werd het onderscheid gemaakt tussen de hypothecaire leningen waarvan de terugbetaling door een gemengde levensverzekering wordt gewaarborgd en de leningen waarvoor dat niet het geval is. Sinds vorig jaar, dus voor de hypothecaire leningen toegekend in 2023, wordt dit onderscheid niet langer gemaakt. 

De interestvoet voor 2024 bedraagt 3,28% (voor de leningovereenkomsten gesloten in 2024). Ter referentie: voor de leningovereenkomsten gesloten in 2023 was dit nog 3,14%.

Niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd 

Men stelde vast dat de formule die gebruikt werd voor de vaststelling van het reële jaarlijkse lastenpercentage in dit kader niet correct was. Deze formule werd dan ook bijgesteld.

Indien de lening diende voor de financiering van de aankoop van een wagen bedraagt het maandelijks lastenpercentage 0,28% (ter vergelijking: in 2023 was dit nog 0,25%). In het andere geval bedraagt het percentage 0,55% (ter vergelijking: in 2023 was dit nog 0,49%). Ook hier wordt telkens de referentierentevoet genomen van het jaar waarin de leningsovereenkomst gesloten is.

Niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd 

Voor dit type leningen bedraagt de interestvoet 6,25%. In 2023 bedroeg deze interestvoet nog 5,43%. Voor dit type leningen wordt de interestvoet gebruikt van het jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft kunnen beschikken.
Dit is overigens ook de interestvoet die aangerekend wordt aan bedrijfsleiders in geval van een debetstand op hun rekening-courant (indien hierop geen marktconforme rente wordt betaald).

Inwerkingtreding?

Dit besluit bevat de rentevoeten die nodig zijn om de voordelen alle aard toegekend in 2024 te berekenen. Deze rentevoeten worden echter telkens pas na afloop van het jaar bekendgemaakt. Daarom geldt als principe dat – zolang de correcte rentevoeten niet zijn bekendgemaakt – de percentages van het laatst gekende jaar mogen worden gebruikt voor de berekening van het voordeel alle aard, in het bijzonder voor de berekening van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing op dat voordeel. Ook voor de verwerking van het leningvoordeel  in 2025 zullen we voorlopig dus met de hoger vermelde percentages van 2024 moeten werken om de correcte bedrijfsvoorheffing te bepalen.

Op de fiscale fiche van het inkomstenjaar 2025, die uitgereikt wordt begin 2026, zal evenwel het voordeel vermeld moeten worden, berekend op basis van de correcte referentierentevoet die dus in het begin van 2026 wordt bekendgemaakt. Deze voordelen worden vermeld bij de voordelen van alle aard in vak 6, b). Voor deze “aard” van voordelen werd de specifieke letter A voorzien, als aanduiding.

En wat met de RSZ?

Ook op RSZ-vlak wordt de verstrekking van een renteloze lening of van een lening tegen voordelige voorwaarden beschouwd als een voordeel in natura waarop RSZ-bijdragen verschuldigd zijn. Langs RSZ-kant werd, in tegenstelling tot het fiscale luik, geen formule voorzien om dit voordeel te berekenen. Het voordeel moet dus gewaardeerd worden op basis van de werkelijke waarde ervan, zijnde het verschil tussen de overeengekomen rentevoet en de marktconforme rentevoet voor de betrokken lening. De werkgever zal de hoogte van dat voordeel zelf moeten ramen. 

Bron

  • Artikel 36 WIB 92
  • Artikel 18 KB/WIB 92
  • Koninklijk besluit 24 januari 2025 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de voordelen van alle aard in geval van toekenning van een renteloze lening of een lening tegen verminderde rentevoet, BS 5 februari 2025

Deel dit artikel