Terug naar overzicht

De Arizona regering gaat van start: sociaal-economische werven voor de arbeidsmarkt

Op 31 januari 2025 sloten de Arizonapartijen het federaal regeerakkoord voor de periode 2025-2029. Het regeerakkoord gaat voor een nieuw evenwicht om zo een antwoord te bieden op structurele uitdagingen. Onder andere op het programma: een gezonde begroting met een hervorming van de fiscaliteit, de arbeidsmarkt en de pensioenen. Met aandacht voor concurrentiekracht, koopkracht en investeringen enerzijds en een verdere activering, het evenwicht tussen werkzekerheid en flexibiliteit en een sociaal duurzaam model anderzijds. Er wordt ruimte gecreëerd voor de deelstaten om hun activeringsbeleid te versterken op maat van de regionale uitdagingen en realiteit.

De verschillende maatregelen uit het akkoord zullen de komende jaren omgezet worden in wetgeving, al dan niet via de sociale partners.

Let wel: voor een aantal maatregelen zal de nieuwe federale regering met haar collega’s in de regio’s moeten samenwerken. 

In deze blog bieden we je een overzicht van de belangrijkste sociaal-economische maatregelen uit het akkoord die een impact hebben op werkgevers. Van zodra er verdere ontwikkelingen zijn, zullen we deze blog updaten. Voor de concrete uitrol en inwerkingtreding van de maatregelen uit het regeerakkoord is het wachten op de omzetting ervan in wet- en regelgeving. We houden je hierover op de hoogte.

Meer nettoloon en verlaging loonkosten

Loonvorming en sociaal overleg

In België worden de lonen automatisch aan de indexatie gekoppeld. Dit systeem is verankerd in sociaal overleg via sectorale cao’s. De regeringspartijen behouden dit principe, maar voorzien wel in enkele bijsturingen.

Tegen 31 december 2026 wordt een advies gevraagd aan de sociale partners, zowel over het principe van de automatische koppeling van de lonen aan de index, als over de loonnormwet. In afwachting van dit advies zijn er twee maatregelen voorzien voor de loonvorming:

  • Een verhoging van het Gewaarborgd Gemiddeld Maandinkomen (GGMMI) met 35 euro bruto in april 2028. Deze verhoging komt boven op de eerder overeengekomen verhoging met 35 euro van het GGMMI in april 2026. Naar analogie met de verhoging in april 2026 wordt er voorzien in flankerende maatregelen opdat deze verhoging van het GGMMI niet zal leiden tot een verhoging van de loonkost;
  • De wet van 2001 betreffende de werknemersparticipatie zal worden gemoderniseerd en geflexibiliseerd. De details van deze aanpassing moeten nog verder worden geconcretiseerd.

De regering vraagt de sociale partners om tegen 1 januari 2027 het aantal paritaire comités te verminderen.

Verlaging van de loonkosten voor werkgevers

De regering zet in op de concurrentiepositie van de Belgische ondernemingen door onder meer de loonkosten te beheersen. Subsidies worden verminderd en een aantal fiscale uitzonderingen en vrijstellingen (zoals het PC-privéplan, de vrijstelling voor het sociaal passief...) verdwijnen. Met de vrijgekomen middelen zet de regering in op een verlaging van de werkgeversbijdragen.

De doelgroepvermindering voor de eerste aanwervingen (ook wel de plusplannen genoemd) wordt hervormd. Voor de eerste werknemer blijft de vermindering onbeperkt in de tijd en zal een bijdragevermindering van 2.000 euro per kwartaal gelden. Tegelijkertijd zal er voor de tweede tot en met de vijfde werknemer een bijdragevermindering komen van 1.000 euro per kwartaal, en dit gedurende de eerste drie jaar.

Daarnaast wil de regering de loonlasten verlagen voor de lage- en middenlonen via een plafonnering van de sociale werkgeversbijdragen.

Op fiscaal vlak wil de regering voor de bestaande vrijstellingen van doorstorting van bedrijfsvoorheffing deze legislatuur de stabiliteit en rechtszekerheid waarborgen. Twee maatregelen zullen alvast wijzigingen ondergaan:

  • De vrijstelling van doorstorting voor ploegenarbeid: de tijdelijke regeling die momenteel geldt (ploegenarbeid –bis) zal vervangen worden door een definitieve maatregel. Dit om ook in deze vrijstelling opnieuw duidelijkheid en rechtszekerheid te creëren.
  • Voor de vrijstelling van doorstorting voor wetenschappelijk onderzoek zouden een aantal verduidelijkingen worden gegeven. Het toepassingsgebied van deze maatregel zal worden aangepast, voor wat het onderzoek verricht in universiteiten, hogescholen, universitaire ziekenhuizen en fondsen voor wetenschappelijk onderzoek betreft.

Loonvoordelen en flexibel verlonen

De regering wil het nettoloon van werkenden verhogen. Dit zal gebeuren via een verhoging van de minimumlonen zelf en door het verlagen van de Bijzondere Bijdrage voor de Sociale Zekerheid, de versterking van de sociale werkbonus en de verhoging van de belastingvrije som.

Het systeem van kosten eigen aan de werkgever en van flexibel verlonen wordt wettelijk omkaderd.

Brutoloonruil wordt beperkt tot maximaal 20% van het jaarlijkse brutoloon. Aanvullende bonussen kunnen nog steeds boven op het loon worden toegekend. Er wordt gewaakt over de administratieve eenvoud.

De verschillende chequesystemen zullen wijzigen. De sociale partners worden gevraagd de wettelijk toegestane maximale waarde voor de maaltijdcheques (nu 8 euro) te verhogen met twee maal
2 euro de komende legislatuur (tot 12 euro). De aftrekbaarheid van de werkgeverskost zal ook worden verhoogd. Tot slot wordt de bestedingsmogelijkheid van de maaltijdcheque uitgebreid.

Andere cheques (zoals ecocheques, sport- en cultuurcheques) zullen, in samenspraak met de sociale partners, uitdoven.

Het fiscaal regime voor auteursrechten wordt, na een beperking onder de vorige regering, opnieuw uitgebreid naar digitale beroepen, zoals de IT-sector.

Een fiscale hervorming zal het interessanter maken om werknemers te belonen in geld, eerder dan andere voordelen in natura. De bestaande collectieve bonussystemen (cao 90, winstpremie …) worden daarom vereenvoudigd en het toepassingsgebied wordt meer geharmoniseerd.

Vorming en opleiding

Het individueel opleidingsrecht (recht van elke werknemer om over meerdere opleidingsdagen per jaar te beschikken) blijft behouden. Er wordt echter meer flexibiliteit en een gedeeltelijke collectivisering voorzien.

De vrijstelling van het individueel opleidingsrecht voor ondernemingen met minder dan 20 werknemers blijft behouden.

Om de administratieve last van dit systeem te verlichten wordt er bovendien een uitsluiting voorzien voor flexi-jobs, seizoenarbeiders en studenten.

Tenslotte wil de nieuwe regering een eind maken aan de mogelijkheid om opgebouwde rechten om te zetten in loon.

De FLA (Federal Learning Account) – het digitale platform dat door de vorige regering werd opgezet om het aantal gevolgde opleidingsdagen van werknemers te registreren – zou worden afgeschaft. Dit om te vermijden dat de administratieve lasten voor werkgevers verder toenemen.

Mobiliteit

Het bestaande mobiliteitsbudget wordt hervormd tot een mobiliteitsbudget voor iedereen. Hierbij wordt vertrokken vanuit de terbeschikkingstelling door de werkgever van een budget waar de wagen, alsook andere vervoersmodi, bestedingsmogelijkheden zijn op basis van hun werkelijke waarde. Met het oog op vereenvoudiging, zullen de bestaande regelingen voor tussenkomsten van de werkgever in het woon-werkverkeer en de privéverplaatsingen van de werknemer worden geïntegreerd.
Het mobiliteitsbudget zal door werkgevers systematisch als mogelijkheid worden aangeboden aan werknemers die recht hebben op een bedrijfswagen. Er zal een voordelige (para)fiscale behandeling voor worden uitgewerkt.

Een elektrische bedrijfswagen is niet voor iedereen een optie. Daarom zal de regering voorzien in een ruimere overgangsperiode voor hybride wagens. De maximale aftrekpercentages zullen als volgt zijn:

  • tot eind 2027: 75% (voor hybride auto’s met een uitstoot van maximaal 50 gram/km mag – indien van toepassing - echter een hoger aftrekpercentage worden toegepast);
  • in 2028: 65%, en
  • in 2029: 57,5%

 De brandstofkosten van hybride wagens blijven voor 50% aftrekbaar tot eind 2027. De elektrische verbruikskosten krijgen dezelfde aftrekbaarheid als die van elektrische modellen.

Door de toegangsvoorwaarden tot de fiscale aftrekbaarheid van carpooling te onderzoeken, zullen alle werknemers ervan kunnen profiteren, en niet enkel werknemers van bedrijven die carpooling formeel organiseren en financieel ondersteunen.

De vrijstelling voor het woon-werkverkeer met de auto zal eenmalig niet worden geïndexeerd.

Preventie en re-integratie van langdurig zieken

De strijd tegen het toenemend aantal langdurig zieken wordt één van de belangrijkste werven. De regering wil drie doelstellingen realiseren:

  • Voorkomen dat mensen ziek worden
  • Voorkomen dat mensen die ziek worden lange tijd niet meer werken
  • Mensen die lange tijd niet meer werken, vlot terugleiden naar de arbeidsmarkt

Er komen maatregelen voor alle betrokken actoren: werkgevers, werknemers, artsen, ziekenfondsen en werkloosheidsinstellingen.

Voor werkgevers zou dat betekenen:

  • Dat ze worden aangemoedigd om aan de slag gaan met actief verzuimbeleid;
  • Dat ze tijdens de eerste twee maanden arbeidsongeschiktheid (na de periode van gewaarborgd loon) een bijdrage zullen moeten betalen, gelijk aan 30% van de ziekte-uitkering, weliswaar niet voor oudere werknemers (vanaf 55  jaar) en niet in KMO’s. Dit vervangt de huidige responsabiliseringsbijdrage, geïnd door de RSZ. De bedoeling van zo’n maatregel is om werkgevers meer te laten inzetten op het voorkomen van langdurige uitval. Om dit te compenseren zijn er nieuwe premies/lastenverlaging bij re-integratie;
  • Dat meer ruimte wordt gegeven in re-integratietrajecten voor tewerkstellingsmogelijkheden bij andere werkgevers
  • Dat re-integratietrajecten voortaan ook door de werkgever van bij de start van de arbeidsongeschiktheid kunnen opgestart worden (i.p.v. na drie maanden);
  • Dat het arbeidspotentieel van een arbeidsongeschikte werknemer na acht weken verplicht ingeschat moet worden. Als die beoordeling positief is, zou er een re-integratietraject opgestart moeten worden. Er volgt een sanctie als er binnen de zes maanden nadien  geen re-integratietraject is opgestart. Die sanctie wordt niet opgelegd aan KMO’s met minder dan 20 werknemers.
  • Dat het – weliswaar na intern onderzoek tot re-integratie – mogelijk blijft om de arbeidsovereenkomst te beëindigen omwille van medische overmacht als tweede optie. Deze procedure kan al na zes maanden opgestart worden (in plaats van negen). De bijdrage van 1.800 euro aan het TNW-Fonds wordt veralgemeend (i.p.v. enkel bij eenzijdige vaststelling door WG);
  • Dat het mogelijk wordt om verdachte ziekte-attesten en getuigschriften van arbeidsongeschiktheid te melden bij een digitaal meldpunt van de SIOD.

Daarnaast wordt er meer samenwerking verwacht van de verschillende artsen (behandelende arts van de werknemer, arbeidsarts, adviserend arts ziekenfonds). De regering wil dat behandelende artsen bij de gezondheidsbeoordeling meer nadruk leggen op wat de werknemer nog wél kan. Zij zullen soms een “geschiktheidsattest” moeten opstellen. Bovendien wil de nieuwe regering instrumenten aanreiken waarmee behandelende artsen hun voorschrijfgedrag meer op elkaar kunnen afstemmen.

Ten aanzien van de langdurig arbeidsongeschikte werknemers wil de regering meer controle invoeren en zal men sancties opleggen aan werknemers die daar niet aan meewerken.

Helemaal nieuw wordt de mogelijkheid voor werknemers om preventief een re-integratietraject op te starten als men dreigt uit te vallen. De werkgevers zullen echter niet verplicht zijn daarop in te gaan.

Opvallende maatregel ten aanzien van de werknemers is de afbouw van de mogelijkheid om driemaal per kalenderjaar geen ziekte-attest voor te leggen voor de eerste dag van een arbeidsongeschiktheid naar maximaal tweemaal per kalenderjaar.

De regering zal ook sleutelen aan het recht op gewaarborgd loon.

  • Om te vermijden dat arbeidsongeschikte werknemers bij herval telkens opnieuw aanspraak kunnen maken op gewaarborgd loon ten laste van hun werkgever, zal er bij herval pas na 8 weken werkhervatting recht zijn op een nieuwe periode van 30 dagen gewaarborgd loon.
  • Arbeidsongeschikte werknemers die bij de eigen of een andere werkgever het werk gedeeltelijk hervatten met toelating van de adviserend arts van het ziekenfonds, zullen in geval van een nieuwe volledige arbeidsongeschiktheid tijdens deze periode van gedeeltelijke werkhervatting geen recht hebben op gewaarborgd loon, maar volledig terugvallen op een ziekte-uitkering van het ziekenfonds. Volgens de huidige regels is er in zo’n geval wel opnieuw recht op gewaarborgd loon in geval van volledige arbeidsongeschiktheid na de eerste twintig weken van de gedeeltelijke werkhervatting.

Ook wil de regering de administratieve drempels bij gedeeltelijke werkhervatting verlagen, zowel voor de werkgever als voor de werknemer en het ziekenfonds. Ook een toelating van de behandelend arts of arbeidsarts zal voldoende zijn om de werknemer gedeeltelijk het werk te laten hervatten. Daarnaast komt er een versoepeling van de sociale en fiscale regels voor het combineren van een deel van de uitkering met een gedeeltelijk inkomen uit arbeid. Er zal ook worden ingezet op een automatische en administratief eenvoudige vorm van fiscaal voluntariaat in samenspraak met de uitbetalende instellingen.

Modernisering van het arbeidsrecht

Het arbeidsrecht zal worden gemoderniseerd. Werkgever en werknemer zullen meer vrijheid krijgen om in onderling akkoord de arbeidsuren te bepalen.

De volgende regels worden afgeschaft:

  • De verplichting om alle roosters uitdrukkelijk op te nemen in het arbeidsreglement;
  • De verplichting dat de arbeidsduur van een deeltijdse werknemer minstens even veel moet bedragen als 1/3de van een voltijdse werknemer;
  • Het verbod op nachtarbeid;
  • De wettelijk verplichte sluitingsdag wordt afgeschaft (het is nog onduidelijk of hiermee ook het verbod op zondagsarbeid wordt afgeschaft).

De mogelijkheid van ‘accordeonroosters’ wordt ingevoerd. Deze annualisering (het presteren van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur over de referteperiode van een jaar) wordt ingevoerd mits akkoord tussen werkgever en werknemer en met vrije keuze tussen inhaalrust of uitbetaling. Waar mogelijk wordt hierbij arbeidstijdregistratie ingevoerd.

Bovendien zullen er een aantal hervormingen van bestaande regels plaatsvinden:

  • Er zullen tot 360 vrijwillige overuren/relance-overuren mogelijk zijn, waarvan 240 uren zonder toeslag en netto (dus zonder sociale en fiscale bijdrage). In de horecasector gaat het over 450 uren waarvan 360 zonder verplicht overloon. De huidige regeling zal in de horecasector ook vereenvoudigd en flexibeler gemaakt worden. Wat dat precies inhoudt is nog onduidelijk;
  • De vrijwillige overuren zijn mogelijk door voltijdse werknemers en voor deeltijdse werknemers die minstens 3 jaar deeltijds werken op voorwaarde dat er een tijdelijke toename van werk is;
  • De andere overuren zullen tot 180 uren fiscaalvriendelijk kunnen gebeuren;
  • Om meer concurrentieel te zijn met onze buurlanden zou er pas sprake zijn van nachtarbeid vanaf 24 uur (middernacht) in de distributie- en aanverwante sectoren. Momenteel is er al sprake van nachtarbeid vanaf 20 uur. De mogelijke impact van deze maatregel op de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor nachtarbeid zal worden onderzocht. Daarnaast zullen de procedures om nachtarbeid mogelijk te maken vereenvoudigd worden.

De feestdagenwetgeving kan worden aangepast op vraag van de gewesten, zodat de lijst van de wettelijke feestdagen kan uitgebreid worden met de regionale feestdagen, zoals 11 juli in het Vlaams Gewest.

De tijdelijke en/of soepele overgang van personeel naar een andere werkgever wordt gefaciliteerd.

Aan de sociale partners wordt gevraagd om voorstellen uit te werken om het eenheidsstatuut arbeiders-bedienden te voltooien.

De startbaanverplichting wordt geschrapt. De maatregel schiet volgens de regering zijn doel voorbij gezien verschillende ondernemingen deze verplichting niet moeten naleven omdat zij gebruik maken van een vrijstelling. Ook de administratie die bij deze verplichting kwam kijken was een doorn in het oog van de regering.  

Arbeidsmarktbeleid

Wie langer dan 3 maand tijdelijk werkloos is, wordt verplicht ingeschreven als werkzoekende bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling die een aangepast aanbod voorziet.  

Aanmoediging van de flexibele inzet van werknemers

De regering zal nagaan of het mogelijk is om een “teleTREINwerk” regeling te creëren die rekening houdt met de uren die gewerkt worden tijdens het afleggen van het woon-werkverkeer met het openbaar vervoer.

De mogelijkheid om als student te werken aan het voordeeltarief van de solidariteitsbijdragen wordt definitief op 650 uur per kalenderjaar gebracht. Bovendien zullen jongeren al vanaf 15 jaar aan de slag kunnen als jobstudent. Om te vermijden dat studenten niet langer ten laste zouden zijn indien zij (meer) werken als student, wordt de vrijstelling voor inkomsten uit studentenarbeid verdubbeld. De grens van de toegelaten nettobestaansmiddelen wordt voor iedereen opgetrokken tot 12.000 euro.

De regering wil flexi-jobs promoten door het maximaal jaarinkomen dat onbelast verdiend kan worden op te trekken van 12.000 euro naar 18.000 euro, én het maximaal uurloon – waar geldend – te verhogen van 17 euro naar 21 euro. Deze bedragen zullen geïndexeerd worden. Voor voltijdse werknemers zal het verbod worden opgeheven om een flexi-job uit te oefenen bij een onderneming die verbonden is met de eigen werkgever. Flexi-jobs worden mogelijk in alle sectoren, tenzij de bevoegde sector zelf voor een opt-out kiest.

Wie gepensioneerd is en nog wil bijverdienen, zal dat volgens de plannen kunnen doen aan een vast, bevrijdend tarief van 33%. Voorwaarde is wel dat de gepensioneerde een volledige loopbaan van 45 jaar had of opnieuw begint te werken na de wettelijke pensioenleeftijd.

Work-life balans en langere loopbanen

Op dit moment bestaan er diverse verloven, elk met hun eigen voorwaarden: tijdskrediet, ouderschapsverlof en andere thematische verloven. Deze verloven zorgen ervoor dat een werknemer zijn tewerkstelling beter kan afstemmen op zijn privéleven, bijvoorbeeld wanneer hij zich meer wil toeleggen op het zorgen voor zijn kinderen, andere familie- of gezinsleden of wanneer hij een opleiding wil volgen.

Deze diverse verloven zullen geharmoniseerd worden. Daarnaast zullen de verschillende verlofstelsels van werknemers, zelfstandigen en ambtenaren ook meer op elkaar afgestemd worden. Die oefening zou onder andere moeten leiden naar een familiekrediet om in de zorgen voor een kind te voorzien. Elk kind krijgt een rugzakje aan verlofrechten dat opgenomen kan worden door ouders maar bijvoorbeeld ook door grootouders. Pleegouders zouden ook aanspraak gaan maken op ouderschapsverlof.

Verder zal er worden bekeken welke maatregelen genomen kunnen worden om de flexibiliteit van werknemers te verhogen, zoals flexibiliteit in de organisatie van een werkdag, in functie van het schoolleven.

Landingsbanen, waarbij een werknemer tijdskrediet in de halftijdse of 1/5de vorm neemt om zijn tewerkstelling te verminderen, zal nog steeds mogelijk zijn vanaf 55 jaar en mits een loopbaan van 30 jaar. Deze voorwaarde zal gradueel verhoogd worden naar 35 loopbaanjaren in 2030. De periode van de landingsbaan zal voor het pensioen maar gelijkgesteld worden aan een beperkt fictief loon.

Vervroegde uittrede uit de arbeidsmarkt wordt bovendien nog verder ontmoedigd. Vanaf 31 januari 2025 kunnen werknemers niet meer instappen in SWT. Er blijven enkele uitzonderingen bestaan zoals SWT omwille van medische redenen of voor werkgevers die een intentieverklaring tot herstructurering of collectief ontslag afsloten vóór 31 januari 2025. Werknemers in SWT behouden hun rechten. SWT’ers zullen ook beschikbaar moeten blijven voor de arbeidsmarkt, in samenspraak met de gewesten.

De mogelijkheid van het deeltijds pensioen wordt onderzocht.

Misbruik van opeenvolgende dagcontracten in de uitzendsector zal worden aangepakt in overleg met de sociale partners. Bovendien zullen de sociale partners worden aangemoedigd om uitzendwerk met een contract voor onbepaalde tijd in de praktijk te brengen.

Pensioenen

Met een nieuwe pensioenhervorming wil de regering meer mensen langer aan het werk houden, en werk maken van een transparanter en rechtvaardiger pensioenstelsel (waarbij de verschillende pensioenstelsels verder geharmoniseerd worden én met de geleidelijke afbouw van gunstregimes met voldoende aandacht voor verworven rechten zoals voor de militairen en het spoorpersoneel).

De vervroegde pensioenleeftijd wordt verlaagd naar 60 jaar voor wie 42 loopbaanjaren kan bewijzen (vandaag moeten dat er 44 zijn). In dit geval moet elk loopbaanjaar wel 234 dagen tellen.

De andere toegangsvoorwaarden voor het vervroegd pensioen blijven ongewijzigd, enkel de loopbaanvoorwaarde wordt in 2027 verhoogd naar 156 (i.p.v. 104) gewerkte dagen, met aandacht voor overgangsmaatregelen voor wie dicht bij het pensioen staat.

Daarnaast wordt er werk gemaakt van een volwaardig bonus-malussysteem. Wie langer werkt wordt financieel beloond (zoals met de pensioenbonus al het geval is), wie te vroeg met pensioen gaat wordt bestraft. Wie langer werkt dan de wettelijke pensioenleeftijd en 35 ‘loopbaanjaren’ met 156 effectief gewerkte dagen per jaar en 7020 effectief gewerkte dagen kan bewijzen, heeft vanaf 2026 recht op een bonus van 2 procent van zijn pensioenbedrag per extra jaar. Deze beloning wordt met de tijd ook groter. Na 2030 wordt het 4 procent. Na 2040 is dat 5 procent.

De pensioenmalus werkt precies omgekeerd. De pensioenbonus zoals die in 2024 ingevoerd is, zal dan in die vorm verdwijnen.

In de pensioenopbouw wordt de band tussen de effectief gewerkte periodes en pensioenrechten versterkt. Periodes van ziekte, zwangerschapsverlof en diverse zorgverloven blijven meetellen. Alle periodes van werkloosheid, SWT en landingsbanen zullen minder voordelig meetellen. Vanaf 2027 zal het aandeel gelijkgestelde periodes geplafonneerd worden.

Er wordt ook verder werk gemaakt van de democratisering van het aanvullend pensioen door, in samenspraak met de sectoren, te streven naar een bijdrage van 3 procent van het loon in het aanvullend pensioen tegen 2035. De solidariteitsbijdrage op het aanvullend pensioen boven 150.000 euro stijgt ook van 2 naar 4 procent.

Ontslag

Uiterlijk op 31/12/2025 – en na overleg met de sociale partners – wil de regering de proefperiode opnieuw invoeren. Gedurende de eerste 6 maanden van het contract kunnen zowel werkgever als werknemer de arbeidsovereenkomst beëindigen met een opzegtermijn van één week loon.

Ontslagvergoedingen voor nieuwe werknemers worden beperkt tot maximaal 52 weken.

Bovendien wordt het aantal beschermingsvergoedingen bij ontslag beperkt. Tot slot zal de ontslagbescherming van kandidaten voor de sociale verkiezingen die voor de tweede keer niet worden verkozen, worden teruggebracht tot 6 maanden. De bescherming van verkozen kandidaten blijft ongewijzigd.

De regering wil een nieuw ontslagrecht met werkloosheidsuitkering invoeren. Werknemers die 10 jaar anciënniteit bij een bedrijf kunnen aantonen, hebben recht op een werkloosheidsuitkering wanneer ze ontslag nemen. De werkloosheidsuitkering wordt voor maximaal 6 maanden betaald. Deze periode kan met 6 maanden worden verlengd als de persoon een opleiding tot knelpuntberoep met succes afrondt en dat die opleiding begonnen is tijdens het eerste kwartaal van de uitkeringen.

Bestrijding sociale fraude

De regering zal gerichte maatregelen nemen om sociale fraude, zwartwerk en sociale dumping bij detachering te voorkomen en te bestrijden door de Europese en internationale samenwerking te versterken. Ook de strijd tegen schijnzelfstandigheid wordt aangescherpt. De controles op digitale werkplatforms en de deeleconomie, inclusief hun werkers, worden verhoogd. In sectoren met tekorten komen er meer controles op zwartwerk door werklozen. Er zal ook worden ingezet op de versterking van de bescherming van de rechten van werknemers die voor diplomatieke en consulaire posten in België werken.

De sectorale sociale partners blijven betrokken bij deze strijd. Belgische bedrijven die samenwerken met buitenlandse bedrijven en/of personeel krijgen te maken met strengere maatregelen. De samenwerking tussen Belgische en buitenlandse inspectiediensten wordt verbeterd, evenals de coördinatie tussen federale en regionale sociale inspectiediensten binnen België. Dit moet onder meer leiden tot snellere doorlooptijden voor de gecombineerde vergunning (single permit) voor arbeidsmigranten van buiten de EU.

Daarnaast worden de straffen voor sociale fraude en dumping verzwaard. Bij overtredingen van het Sociaal Strafwetboek met verzwarende factoren mag de strafrechtelijke of administratieve boete niet lager zijn dan 50% van het maximale voorgeschreven bedrag. De geldboetes stijgen verder door een verhoging van de opdeciemen van 70 naar 90.

Tot slot wil de regering plegers van sociale fraude gedurende een aantal kwartalen het recht op toekomstige RSZ-kortingen ontzeggen.

Impact op sectoren

Horeca

Om eerlijke concurrentie te garanderen, wordt de witte kassa in de volledige horecasector ingevoerd. De regering zal hiervoor extra steun bieden om de implementatie van de witte kassa en het bijbehorende beleid te vergemakkelijken. Daarnaast zal de betrouwbaarheid van de witte kassa verhoogd worden om een betere traceerbaarheid en nauwkeurigheid te waarborgen. Na een overgangsperiode zal onderzocht worden of kan worden overgestapt op kassasoftware met analyseerbare exportmogelijkheden en zonder de optie om informatie permanent te verwijderen.

In ruil daarvoor verdwijnen enkele administratieve verplichtingen, zoals het uitreiken van een rekening.

Transport: pakjesbezorgers

De regering wil de pakjeswet evalueren en waar nodig ook vereenvoudigen. Deze wet werd in het leven geroepen om de arbeidsomstandigheden van pakjesbezorgers te verbeteren. Met deze oefening tracht de regering tegemoet te komen aan bepaalde verzuchtingen over de administratieve last die de regels teweegbrengt en zou de regering de wetsartikelen die een herhaling vormen van al bestaande regelgeving, ook verwijderen.

Meer informatie over de huidige stand van zaken van de pakjeswet, staat in de sectorale gids onder Hoofdstuk 10 en in volgend blogbericht: Postpakketbezorgers beter beschermd door nieuwe wet - Acerta

Bouw

De regering zal analyseren of de huidige maatregelen om onrechtmatige onderaanneming te voorkomen voldoende zijn, en zal deze zo nodig aanscherpen.

Daarnaast zal, om sociale dumping tegen te gaan, verplichte registratie bij het verlaten van bouwplaatsen worden ingevoerd.

Vleessector

Er zal ook een analyse in de vleesnijverheid gebeuren over de strijd tegen onrechtmatige onderaanneming. Deze analyse zal zich meer focussen op de betaling van de lonen en de sociale bijdragen in de sector.

De overheid zal evalueren of de recente verstrenging in de vleessector hun gewenste doel hebben bereikt. Zo niet, kunnen de regels nog aangescherpt worden in de toekomst.

Zorgsector

In de federale non-profitsectoren (zoals de ziekenhuissector) werken de regering, de werkgevers- en de werknemersorganisatie aan akkoorden om de arbeidsomstandigheden in deze sectoren te moderniseren en op te waarderen.

Er worden inspanningen voorzien in de zorgsector door het verhogen van de aantrekkelijkheid en de retentie van de zorgberoepen. Het statuut van verpleegkundige in opleiding wordt, samen met de deelstaten, onderzocht. Ook het statuut en de verloning van artsen in opleiding zal verder verbeteren richting een volwaardig statuut.

Vakbonden en syndicale actie

Voor wat betreft betogingen en stakingen met stakingsaanzegging en hun rol binnen ondernemingen wordt de juridische bescherming van de vakbonden gewaarborgd. Voor hun handelingen als dienstverlener of als organisator van (andere) activiteiten vallen ze onder de gangbare regels van financiële transparantie en juridische aansprakelijkheid.

De regering vraagt de sociale partners om tegen 31 december 2025 de uitoefening van het stakingsrecht te verduidelijken met naleving van de internationale normen en de rechtspraak. Daarbij moet het stakingsrecht gegarandeerd blijven, met respect voor de rechten en vrijheden van anderen en de openbare orde.

Diversen (bestrijding sociale fraude, administratieve vereenvoudiging, privacy, discriminatie)

Er worden heel wat administratieve verplichtingen voor werkgevers verlicht:

  • Voor de tewerkstelling van deeltijdse werknemers;
  • Voor die gevallen waar er een zesmaandelijks hernieuwing van een akkoord moet zijn tussen werkgever en werknemer (bijvoorbeeld voor de voltijdse vierdagenweek);
  • E-gov 3.0, waardoor de werkgever maar een enkele aangifte zal moeten doen, wordt geïmplementeerd;
  • De regering zal een inventaris opmaken van alle documenten waarvoor een bewaarplicht geldt, en zal voor de minst belangrijke documenten de bewaarplicht afbouwen. Dit kan ook een impact hebben op de wettelijke bewaartermijnen waaraan werkgevers zich voor sommige documenten moeten houden.
  • De fiscale administratieve lasten voor grensarbeiders worden verminderd. Ook wordt – in overleg met de buurlanden – overlegd om maatregelen te nemen die de fiscale situatie van grensarbeiders vereenvoudigen.

Bestaande of nieuwe EU-richtlijnen op sociaal vlak die rapporteringsverplichtingen opleggen (bv. duurzaamheidsrapportering, loontransparantierapportering), worden kritisch bekeken met het oog op de vermindering van bestaande of nieuwe rapporteringsverplichtingen, met de focus op de KMO’s. De impact van deze kritische oefening is echter nog onduidelijk.

Er komt een interfederaal actieplan tegen racisme, discriminatie, xenofobie, antisemitisme, islamofobie en onverdraagzaamheid. Werkgevers in de publieke sector die de voorziene richtcijfers over de tewerkstelling van personen met een handicap structureel niet halen, zullen sancties opgelegd krijgen. De regering wil ook de strijd aangaan tegen leeftijdsdiscriminatie en bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van de rechten van LGBTI+ personen. Ook zal de regering uitvoering geven aan de Europese richtlijn over de versterking van de toepassing van het beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen voor gelijke of gelijkwaardige arbeid. Niet-zichtbare registratie van de geslachts- en genderinformatie wordt mogelijk gemaakt. Er komen doelgerichte maatregelen om migranten beter te integreren op de arbeidsmarkt.

In het kader van de digitalisering van onze economie zal een Belgische datastrategie worden ontwikkeld die het gebruik, het delen en de verkoop van data reguleert. De bedoeling is om een gemeenschappelijke datamarkt tot stand met respect voor de bescherming van persoonsgegevens.

Seizoenarbeiders moeten zich aanmelden bij de gemeente opdat zij een domicilie-adres in het land van herkomst registreren. Deze registratie is nodig met het oog op hun sociale rechten en fiscale verplichtingen. Er wordt onderzocht via welke bestaande of nieuwe toepassing deze registratie kan gebeuren – waarbij de verwerking van persoonsgegevens dan wordt voorzien in een passend wettelijk kader.

Wat arbeidsmigratie betreft, zal de regering onder meer verder inzetten op het stroomlijnen van de gecombineerde vergunningsprocedure en maatregelen ter bescherming van werknemers-vergunninghouders. Er komen meer controles tegen schijnconstructies en uitbuiting van arbeidsmigranten via detachering. Economische migranten die niet langer voldoen aan de binnenkomstvoorwaarden, zullen moeten terugkeren naar hun land van herkomst. De periode van behoud van verblijf van 3 maanden voor gecombineerde vergunningshouders wordt veralgemeend. Gecombineerde vergunningshouders die het slachtoffer zijn van sociale inbreuken door de werkgever, zullen een verlengde periode van behoud van verblijf van 6 maanden toegekend krijgen.

Meer weten? Noteer ons webinar alvast in je agenda!

Op 4 februari en 5 februari, telkens om 12 u, organiseert Acerta een gratis webinar waarin we dieper ingaan op deze sociaaleconomische hervormingen. Aarzel niet en schrijf je snel in!

Annelies Bries_acerta

Geschreven door

Annelies Bries

Juridisch adviseur bij Acerta

Deel dit artikel

Gerelateerde artikels