Provisies vakantiegeld

Ondernemingen kunnen provisies boeken op hun balans om te anticiperen op de kosten voor de betaling van het vakantiegeld van hun personeelsleden in het vakantiejaar 2024. De bedragen van deze provisies worden als beroepskosten beschouwd voor zover ze voldoen aan de voorwaarden van artikel 49 WIB 92. 

Er geldt een andere grens voor provisies aangelegd voor het vakantiegeld voor arbeiders dan voor bedienden. Dit is logisch aangezien hun vakantiegeld ook anders wordt berekend.

De provisies die geboekt worden op de balansen afgesloten op 31 december 2023 kunnen beschouwd worden als aftrekbare beroepskosten (art. 49 WIB 92) indien zij niet meer bedragen dan:

• voor de arbeiders: 10,27% van 108/100 van de lonen die in 2023 zijn toegekend aan arbeiders en leerlingen die vallen onder het toepassingsgebied van de wetgeving over jaarlijkse vakantie;
• voor de bedienden: 18,20% van de vaste en veranderlijke bezoldigingen die in 2023 zijn toegekend aan bedienden die recht hebben op vakantiegeld, verminderd met het aanvullend vakantiegeld dat in 2023 is toegekend (dat aanvullend vakantiegeld mag ook niet worden opgenomen in de berekeningsgrondslag waarop dit percentage wordt toegepast).

Deze bedragen worden door de FOD Financiën steeds aanvaard aangezien zij worden geacht overeen te komen met  het  minimumbedrag aan vakantiegeld dat later door de onderneming zal moeten worden betaald.

Werkgevers die flexi-jobwerknemers tewerkstellen moeten echter opletten. Het flexiloon en het flexivakantiegeld die in 2023 werden betaald aan deze werknemers mogen namelijk niet in de berekeningsbasis worden opgenomen van het vakantiegeld dat in 2024 betaald wordt. Dit is ook logisch aangezien het flexivakantiegeld steeds samen met het flexiloon moet worden uitbetaald.

_{Bron: 
Circulaire 2024/C/13 van 14 februari 2024 over de bedragen geboekt in balansen afgesloten op 31.12.2023, voor de uitbetaling van het vakantiegeld van het personeel in 2024.}