Vorige

Voldoe jij aan de startbaanverplichting?

Als werkgever moet je voldoende jongeren in dienst nemen. Eind jaren negentig voerde de overheid immers de startbaanverplichting in, op basis waarvan werkgevers die een bepaald aantal werknemers in dienst hebben, verplicht worden een wettelijk vastgesteld aantal jongeren tewerk te stellen. Op basis van de volgende paragrafen kun je nagaan of er op jouw onderneming een startbaanverplichting rust en hoe groot de verplichting in dat geval is.  

Voorafgaande opmerking:
De Vlaamse overheid heeft in haar regeerakkoord voor de periode 2024 – 2029 aan de Federale regering gevraagd om de startbaanverplichting weer af te schaffen. We houden u op de hoogte van zodra we meer weten. 

Wie moet voldoen aan de startbaanverplichting?

De individuele startbaanverplichting

Alle werkgevers uit de openbare en private sector die op 30 juni 2024 een personeelsbestand hadden van minstens vijftig werknemers hebben een individuele startbaanverplichting. Zij moeten verplicht een aantal jongeren in dienst hebben en houden, hetzij aanwerven of vervangen in 2025. Men telt daarbij het personeelsbestand op 2024 in koppen. Dit betekent dus dat iedere werknemer – ook de deeltijdse – die op 30 juni van het voorafgaande jaar ( 2024) in dienst was, meetelt voor één eenheid en bepaalt of de werkgever al dan niet “startbaanplichtig” is in het nieuwe jaar (zodra er 50 werknemers of meer in dienst zijn, valt de werkgever onder de startbaanverplichting).

De collectieve startbaanverplichting

Voor de werkgevers uit de private sector geldt daarenboven een bijkomende collectieve startbaanverplichting, ongeacht het aantal werknemers dat elk van hen afzonderlijk tewerkstelt. Aan deze verplichting kan zowel voldaan worden door de werkgevers die onderworpen zijn aan de individuele startbaanverplichting als door werkgevers met minder dan vijftig werknemers die niet onderworpen zijn aan deze individuele verplichting.

Tot de werkgevers van de private sector behoren de volgende werkgevers:

  • alle natuurlijke of privaatrechtelijke rechtspersonen die behoren tot de private profitsector

  • autonome overheidsbedrijven

  • openbare kredietinstellingen

  • intercommunales en interprovinciales met commerciële of industriële activiteit

  • de werkgevers uit de sector van de tandprothese

Tot de werkgevers van de openbare sector behoren dan weer:

  • alle publiekrechtelijke rechtspersonen (met uitzondering van de publiekrechtelijke rechtspersonen vermeld hierboven)

  • werkgevers uit de private sector die behoren tot de non-profit, met uitzondering van de werkgevers uit de sector van de tandprothese

Hoe groot is je startbaanverplichting?

Heeft een werkgever op basis van de berekening op 30 juni minstens 50 werknemers in dienst, dan is hij startbaanplichtig in het volledige volgende jaar. De omvang van de startbaanverplichting moet dan worden vastgesteld op basis van onderstaande principes.

Private sector
  • De individuele startbaanverplichting voor werkgevers in de private sector bedraagt 3 % van het personeelsbestand in het tweede kwartaal van het voorgaande jaar, uitgedrukt in voltijds equivalenten (VTE). Voor 2025 moet met andere woorden gekeken worden naar het aantal voltijds equivalenten dat de betrokken werkgever in het volledige 2e kwartaal van 2024 in dienst had.
  • De collectieve startbaanverplichting bedraagt 1% van het globaal personeelsbestand van alle werkgevers met een individuele startbaanverplichting in het tweede kwartaal van het voorgaande jaar, uitgedrukt in voltijds equivalenten (VTE).
Openbare sector
  • De werkgever uit de openbare sector heeft een startbaanverplichting van slechts 1,5 % van het personeelsbestand in het tweede kwartaal van het voorgaande jaar, uitgedrukt in VTE.
  • Voor de federale staat, en de overheidsinstellingen die ervan afhangen, bestaat een aparte regeling. Voor hen geldt een startbaanverplichting van 3 % van het personeelsbestand, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, tijdens het 2e kwartaal van het voorafgaande jaar. Met andere woorden hun startbaanverplichting is in de praktijk even groot als die voor werkgevers uit de private sector.

Het personeelsbestand, berekend in VTE over het 2e kwartaal van het voorgaande jaar, is de som van de VTE -breuken van de individuele werknemers, inclusief eventuele in en uit dienst getreden werknemers in de loop van dit kwartaal, voor de duur van hun tewerkstelling.

Opgelet, om het personeelsbestand op 30 juni te bepalen moeten de jongeren die met een startbaanovereenkomst worden tewerkgesteld niet worden meegeteld. Flexi-jobwerknemers worden ook niet meegeteld.

Hoe voldoe je aan de startbaanverplichting?

Zodra de werkgever weet hoe groot zijn startbaanverplichting is, moet hij ervoor zorgen het vereiste aantal jongeren aan te werven en/of in dienst te houden gedurende het volledige komende kalenderjaar. Als de startbaanverplichting bijvoorbeeld 5,5 VTE bedraagt (op basis van de berekening van de gegevens van (het 2e kwartaal van) 2024), moet de werkgever zoveel jongeren in dienst hebben en houden gedurende het volledige jaar 2025.

Voor het invullen van de startbaanverplichting worden alle werknemers onder 26 jaar meegeteld voor wie de werkgever één of meerdere RSZ -werkgeversbijdragen verschuldigd is. Elke jongere telt mee, tot en met het einde van het kwartaal waarin de jongere de leeftijd van 26 jaar bereikt, ongeacht het feit of de jongere tewerkgesteld wordt in het kader van een startbaan en ongeacht het recht op eventuele RSZ-verminderingen voor jonge werknemers. Jobstudenten tellen, in de mate dat zij tewerkgesteld zijn onder solidariteitsbijdragen, niet mee.

Elke jongere onder 26 jaar die met een arbeidsovereenkomst tewerkgesteld is, wordt voor minstens ½ beschouwd als een jongere met startbaanovereenkomst, voor zover de werkgever deze jongere als dusdanig aangeeft in zijn kwartaalaangifte aan de RSZ (DMFA). In een aantal gevallen is een verklaring op eer of een attest van een bevoegde instantie vereist omtrent dubbeltelling van een werknemer in het kader van de startbaanverplichting. Niet elke aangeworven jongere weegt even zwaar voor het voldoen aan de startbaanverplichting. Afhankelijk van het type overeenkomst waarmee de jongere is aangeworven en afhankelijk van de doelgroep waartoe de jongere behoort, zal hij een waarde hebben schommelend van zijn effectief tewerkstellingspercentage in VTE tot maximaal 2 VTE.

Er zijn drie soorten “startbaanovereenkomsten”:

  • Type 1
    Een minstens halftijdse arbeidsovereenkomst, die door de werkgever als dusdanig wordt aangegeven aan de RSZ (in de DMFA)
  • Type 2
    De combinatie van een minstens halftijdse overeenkomst met een opleiding
  • Type 3
    Een leerovereenkomst

De jongeren met een startbaanovereenkomst van het type 1, tellen mee in VTE. Let wel, u hebt er als werkgever baat bij elke jongere die aan de voorwaarden voldoet als “startbaan-er” aan te geven aan de RSZ (in uw DMFA aangifte). Deze jongeren worden immers niet meegeteld bij het bepalen van het bestand op 30/6 en evenmin in het bestand met VTE van het 2e kwartaal van het voorgaande jaar.

Jongeren die een startbaanovereenkomst van het type 2 of 3 hebben, worden als één voltijds equivalent beschouwd. Er wordt met andere woorden abstractie gemaakt van hun effectief tewerkstellingspercentage. Daarenboven geldt voor deze jongeren met een overeenkomst type 2 of 3 dat zij dubbel tellen voor het invullen van de startbaanverplichting.

Ook personen met een handicap of personen van buitenlandse afkomst tellen dubbel voor de invulling van de startbaanverplichting. Deze dubbeltelling geldt al sinds verschillende jaren. Het is voor de hooggeschoolde werknemers met een handicap of met een migratie-achtergrond, die in aanmerking komen voor een dubbeltelling wel nodig een bewijs voor te kunnen leggen van deze dubbeltelling. Gaat het om een jongere met een handicap, dan zal bijvoorbeeld het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) of het Waals Agence pour une Vie de Qualité (AVIQ) dit attesteren. Wat de buitenlandse afkomst betreft, volstaat het voor de jongere om een verklaring op eer te ondertekenen.

Er kan slechts één dubbeltelling worden toegepast in het kader van de invulling van de startbaanverplichting.

In alle andere gevallen zal de jongere worden meegerekend in verhouding tot zijn tewerkstellingspercentage.

Een voorbeeld

Een werkgever uit de private sector heeft op 30 juni 2024 235 werknemers tewerkgesteld (geteld in koppen). Dit betekent dat hij onderworpen is aan de startbaanverplichting voor het jaar 2025.
Tijdens het tweede kwartaal van 2024 heeft de werkgever een personeelsbestand van 204 VTE. De werkgever moet er in 2025 dan ook voor zorgen om minstens 6,12 VTE jongeren in dienst te hebben (204 VTE x 3 %).

Stel dat deze werkgever de volgende jongeren al in dienst heeft

Dan geeft de berekening van de invulling van de startbaanverplichting het volgende resultaat

1 jongere
voltijds met een gewone arbeidsovereenkomst

1 VTE

1 jongere
met een contract type 2

2 VTE
(type 2 telt mee in VTE en telt bovendien dubbel)

1 jongere
met een contract type 3 en allochtoon

2 VTE
(type 3 telt mee in VTE en telt dubbel,
er geldt geen bijkomende dubbeltelling)

1 jongere die 75% werkt

0,75 VTE

1 voltijdse allochtoon
met startbaanovereenkomst type 1

2 VTE
(allochtoon telt dubbel)

Totaal

7,75 VTE

In totaal heeft de werkgever al 7,75 VTE in dienst en hij moet dan ook, zolang deze tewerkstelling gehandhaafd blijft, geen extra jongeren aanwerven.

Kan je ook vrijgesteld worden van de startbaanverplichting?

Algemene vrijstellingen

Een aantal categorieën van werkgevers zijn geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van de startbaanverplichting als ze aan bepaalde voorwaarden voldoen of een aantal formaliteiten vervullen, meer bepaald:

Sector Voorwaarde
Onderwijs alle door de overheid opgerichte, gesubsidieerde of erkende onderwijsinstellingen

de non-profit werkgever
of het geheel van werkgevers die tot eenzelfde non-profit sector behoren

een redelijke inspanning hebben geleverd ten gunste van de werkgelegenheid

plaatselijke besturen

gebonden door een goedgekeurd saneringsplan of beheersplan dat een inkrimping van het personeel oplegt

plaatselijke besturen en non-profit ondernemingen

in financiële moeilijkheden

ondernemingen

In moeilijkheden

ondernemingen of sectoren

een redelijke inspanning hebben geleverd ten gunste van de werkgelegenheid

ondernemingen

geconfronteerd worden met een geleidelijke afbouw van het personeelsbestand

Alle werkgevers

(Opgelet: vrijstelling beperkt tot 1/3)

stageplaatsen aanbieden overeenkomstig de voorwaarden en mits het voorafgaandelijk akkoord van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg

 

Specifiek sectorale vrijstellingen
Een sector kan een vrijstelling aanvragen aan de minister van werk op basis van een risicogroepen-CAO die een inspanning van minstens 0,15% voorziet. 
Voor de periode 2024-2025 geldt op basis daarvan een vrijstelling voor de volgende sectoren :
  • PC 120 en PC 214 - Textielnijverheid (MB 06/09/2024, BS 11/09/2024)
  • PC 126 - Stoffering en houtbewerking (MB 08/05/2024, BS 15/05/2024)
  • PC 118 en PC 220 - Voedingsnijverheid (MB 09/09/2024, BS 11/09/2024)
  • PC 129 en PC 221 - Papiernijverheid (MB 08/05/2024, BS 15/05/2024)
  • PC 140.03 - Wegvervoer en logistiek voor rekening van derden (MB 09/09/2024, BS 11/09/2024)

​Deze vrijstelling wordt toegekend aan de hele onderneming, zodra één van de paritaire comités, waartoe de betrokken werkgever behoort, deze vrijstelling geniet.

Bijzondere bepalingen

Daarnaast zijn er nog een aantal bijzondere bepalingen voor seizoensondernemingen en ‘groepen van werkgevers’ (deze laatste is een technische bedrijfseenheid die uit verschillende juridische entiteiten bestaat die een economische en sociale samenhang hebben).

Ook zijn er bijzondere bepalingen van toepassing op een gefusioneerde onderneming en een gesplitste onderneming. Zij kunnen allen met de minister van Werk een tewerkstellingsovereenkomst sluiten. Hiertoe moeten ze een aparte procedure volgen.

Wat riskeer je als je de startbaanverplichting niet naleeft?

Leeft een werkgever de regelgeving rond de startbaanverplichting niet na, dan riskeert hij sancties. Deze sancties zijn dubbel en doen zich voor in twee omstandigheden:

  • De werkgever die zijn individuele startbaanverplichting van 1,5% of 3% niet naleeft of de collectieve aanwervingsplicht niet heeft nageleefd.
  • Aanwervingen met een startbaanovereenkomst die worden gecompenseerd door ontslag van personeel.

De werkgever die zich aan een van deze overtredingen schuldig maakt en zijn startbaanverplichting met andere woorden niet nakomt, moet enerzijds een compenserende vergoeding betalen van 75 euro vermenigvuldigd met (1) het aantal dagen dat de verplichting niet werd nageleefd en (2) het aantal werknemers waarover het gaat (d.w.z. het aantal niet-aangeworven jongeren of het aantal werknemers dat werd ontslagen om de aanwerving van jongeren te kunnen compenseren).

De compenserende vergoeding wordt gestort aan de “RSZ Globaal Beheer”. 

Alle informatie over de startbaanverplichting kan worden nagelezen in Afdeling 85.III van de Sociale Gids in Trefzeker.

Deel dit artikel