Hervorming wettelijk stelsel auteursrechten
De Ministerraad keurde op 18 november in tweede lezing een voorontwerp van programmawet goed. Die programmawet bevat een hele resem nieuwe maatregelen. De belangrijkste wijziging op fiscaal vlak is de bijsturing van het bestaande fiscaal regime voor auteursrechten. Hierdoor wordt het toepassingsgebied hiervan sterk beperkt. Ook op RSZ vlak komen er trouwens nog een aantal nieuwe bepalingen m.b.t. auteursrechten, maar die zullen via een afzonderlijk KB geregeld worden.
Waarom is het toekennen van auteursrechten zo voordelig?
De vergoeding die een werknemer of bedrijfsleider ontvangt voor de overdracht van zijn auteursrechten wordt op fiscaal vlak (minstens deels) beschouwd als een roerend inkomen. Dit geldt ook indien deze overdracht kadert in de beroepswerkzaamheid van die werknemer of bedrijfsleider.
Het maximumbedrag dat gekwalificeerd wordt als roerend inkomen bedraagt momenteel 64 070 euro (geïndexeerd bedrag voor inkomstenjaar 2022). Tot aan die grens geldt een belastingtarief van 15%. Dit tarief wordt toegepast op de ontvangen vergoeding (desgevallend na aftrek van de RSZ-bijdragen) én na toepassing van een ruime forfaitaire kostenaftrek: 50% op de inkomstenschijf van 0 euro tot 17 090 euro en 25% op de inkomstenschijf van 17 091 euro tot 34 170 euro (bedragen voor inkomstenjaar 2022).
Eens boven die drempel geldt er een vermoeden van belastbaarheid als beroepsinkomen, al blijft het tegenbewijs ook dan mogelijk.
De inkomsten uit de overdracht zijn onderworpen aan de inhouding van roerende voorheffing en moeten verplicht vermeld worden op de fiche 281.45. Deze voorheffing is niet bevrijdend, de ontvangen vergoedingen moeten dus ook nog aangegeven worden in de aangifte in de eindbelasting van de ontvanger.
Nieuw stelsel auteursrechten
De belastingdruk op (de eerste schijf) inkomsten uit de overdracht van auteursrechten ligt dus merkelijk lager dan op het klassieke beroepsinkomen (in principe onderworpen aan de progressieve belastingtarieven). Daarom werd de toekenning van auteursrechtvergoedingen steeds populairder: journalisten, IT-profielen, advocaten, architecten, werknemers uit de reclamesector,... ontvangen ze vaak. Ook bij de Dienst Voorafgaande Beslissingen werden jaar na jaar meer rulings aangevraagd over de toekenning van auteursrechtvergoedingen.
Het stelsel van auteursrechten, zoals ingevoerd in 2008, wordt nu grondig onder handen genomen.
(Sterke) beperking toepassingsgebied
De belangrijkste vaststelling is dat het toepassingsgebied van het voordelig regime voor de overdracht van auteursrechtvergoedingen in de toekomst sterk beperkt zal worden. De regering wil deze specifieke regeling namelijk voorbehouden voor inkomsten die “op onregelmatige en wisselvallige wijze worden verkregen in het kader van artistieke activiteiten”.
Qua inkomsten
Voor de invulling van het begrip auteursrechten zal verwezen worden naar boek XI, titel 5, van het Wetboek van economisch recht. Bijgevolg komen volgens de ontwerptekst enkel (nog) in aanmerking, de inkomsten:
- die voortvloeien uit de overdracht of verlening van een licentie, door de oorspronkelijke rechthebbende van auteursrechten en naburige rechten, als bedoeld in Boek XI, Titel 5, van het Wetboek van economisch recht of in analoge bepalingen van buitenlands recht,
- die betrekking hebben op werken van letterkunde of kunst als bedoeld in artikel XI.165 van hetzelfde wetboek of op de openbare uitvoeringen en opvoeringen van uitvoerende kunstenaars als bedoeld in artikel XI.205 van hetzelfde wetboek.
Qua ontvangers
De regering wil het regime voorbehouden voor begunstigden die “van nature blootgesteld zijn aan de risico's van wisselvalligheid en onzekerheid die eigen zijn aan het ontwerpen en opvoeren van artistiek werk”. En dus niet (meer) openstellen voor werknemers die recurrent een vergoeding voor de overdracht van hun auteursrechten uitbetaald krijgen, naast hun gewoon loon.
Concreet wordt deze voorwaarde in de ontwerptekst vertaald in de eis dat de begunstigden:
- ofwel beschikken over een kunstwerkattest als bedoeld in artikel 6 van de wet tot oprichting van de Kunstwerkcommissie en tot verbetering van de sociale bescherming van kunstwerkers(*), of in analoge bepalingen of bepalingen van gelijke werking aangenomen door een andere Lidstaat van de Europese Economische Ruimte;
- ofwel, bij gebrek daaraan, hun auteursrechtelijk beschermd werk overdragen aan een derde voor zijn mededeling aan het publiek, voor zijn openbare uitvoering of opvoering, of voor zijn reproductie.
(*) Opmerking: de commissie die deze kunstwerkattesten moet uitreiken is tot op heden nog niet opgericht. Het wetgevend proces hiervoor is nog niet rond, de wettelijke basis werd op 18 november 2022 in tweede lezing goedgekeurd door de commissie Sociale Zaken (DOC 55/2864). Tot nader order zal men zich dus moeten baseren op de 2de voorwaarde. De commissie zou opgericht moeten zijn voor 1 januari 2024.
Invoering nieuwe grens
Zoals hoger al vermeld geldt de kwalificatie als roerend inkomen voor een eerste schijf van (momenteel) 64 070 euro per jaar aan inkomsten uit de overdracht van auteursrechten. Nieuw is wel dat het niet overschrijden van dit maximumbedrag op gemiddelde basis zal worden bekeken, over de 4 belastbare tijdperken voorafgaand aan het huidige belastbare tijdperk heen. Indien deze grens gemiddeld genomen overschreden werd, zal de gunstregeling voor auteursrechten in het huidige belastbare tijdperk niet toegepast kunnen worden.
Daarnaast wordt een nieuwe (relatieve) begrenzing ingevoerd die erin bestaat dat de verhouding tussen de totale vergoedingen voor de overdrachten en licenties van auteursrechten en naburige rechten en de totale vergoedingen, waarin ook de vergoedingen voor de geleverde prestaties zijn begrepen, niet meer mag bedragen dan 30 pct
Inwerkingtreding?
Deze bepalingen treden in werking op 1 januari 2023 en zijn van toepassing op de vanaf 1 januari 2023 betaalde of toegekende inkomsten tijdens een belastbaar tijdperk dat ten vroegste verbonden is met het aanslagjaar 2024.
Overgangsregeling
Om iedereen de kans te bieden om de bestaande overeenkomsten aan te passen aan de nieuwe bepalingen, werd in een overgangsregeling voorzien:
- De relatieve grens van 30% wordt (algemeen) opgetrokken naar 50% voor het aanslagjaar 2024 en 40% voor het aanslagjaar 2025. Vanaf aanslagjaar 2026 is het percentage van 30% uiteindelijk van toepassing.
- De huidige fiscale behandeling blijft nog 1 jaar behouden voor de belastingplichtigen die voor aanslagjaar 2023 belast worden op inkomsten uit auteursrechten en die vanaf aanslagjaar 2024 niet meer in aanmerking komen op basis van de nieuwe regeling. De grenzen voor de kwalificatie als roerend inkomen en voor de forfaitaire kostenaftrek worden wel gehalveerd. Na dit overgangsjaar vallen de belastingplichtigen die niet aan de nieuwe voorwaarden voldoen dus onherroepelijk buiten de fiscale gunstregeling voor de inkomsten uit auteursrechten.
Bron:
Ontwerp van Programmawet (DOC 55/3015)