Vorige

Europees Hof spreekt zich opnieuw uit over tijdsregistratie: wat betekent dit voor de publieke sector?

Het Europese Hof van Justitie heeft zich opnieuw uitgesproken over de verplichting van de werkgevers om de prestaties van hun werknemers te registreren. Op die manier komt dit item opnieuw aan bod. We maken een overzicht van de reeds bestaande regels en zoeken uit hoe dit voor de publieke sector is geregeld. 

Ben je een werkgever uit de privésector? Lees dan hier een stand van zaken.

De rechtspraak:

In het arrest van 14 mei 2022 bevestigt het Hof haar arrest van 14 juni 2019 waarin werd gesteld dat elke lidstaat binnen de Europese Unie ervoor moet zorgen dat de duur van de dagelijkse werktijd van elke werknemer gemeten kan worden en ook effectief gemeten wordt via objectieve systemen. Dit is de vertaling van de Europese richtlijn 2003/88 die moet worden omgezet in nationale wetgeving. 

Het thema “tijdsregistratie” werd in de Belgische rechtspraak in het verleden op verschillende manieren benaderd; zo was er het arrest van het Arbeidshof te Brussel van 2020 met daarin de verplichting van elke werkgever om een objectief, betrouwbaar én toegankelijk systeem op te zetten waarmee de dagelijkse arbeidstijd van iedere werknemer wordt geregistreerd. In een andere zaak oordeelde de Arbeidsrechtbank te Brussel evenwel dat de werkgever geen fout begaat als hij niet beschikt over een tijdsregistratiesysteem omdat dit nog niet met zo veel woorden is opgelegd door de Belgische wetgever. 

De wetgeving:

De  Belgische wetgever heeft nog geen strikte verplichting voor tijdregistratie opgelegd (met uitzondering van een aantal controlemaatregelen zoals bij glijdende uurroosters, afwijkingen bij deeltijdse werknemers, …) waardoor de rechtspraak over een vrij grote appreciatiemarge beschikt om zich uit te spreken over vorderingen inzake al dan niet correcte tijdsregistratie. 

Werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd in de Nationale arbeidsraad konden in een advies van 25 oktober 2022 alvast niet tot een unaniem advies komen over de vraag of de reeds bestaande wetgeving voldoende is om aan de verplichtingen van de Richtlijn en de Europese rechtspraak te voldoen.

De nieuwe regering verwijst naar de invoering van tijdsregistratie, samenhangend met bepaalde aangekondigde maatregelen. Zij is nu aan zet en zal er zorg voor moeten dragen dat België in overeenstemming is met de verplichtingen van de Richtlijn. 

Wat in de publieke sector?:

De wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector regelt de arbeidstijd voor bepaalde werknemers die in de overheid zijn tewerkgesteld. Voor werknemers die werken in instellingen die een industriële of commerciële activiteit uitoefenen, in instellingen die geneeskundige, profylactische of hygiënische verzorging verlenen of contactuele werknemers in dienst genomen voor behoeften in het buitenland blijft de arbeidswet van 16 maart 1971 van toepassing.

Deze wet van 2000 bepaalt de arbeids- en rusttijden maar voorziet geen specifieke regeling voor tijdregistratie. Elk niveau heeft dus een eigen regeling ingevoerd. 

Federale overheid en lokale besturen:

Zowel de federale overheid als vele lokale besturen beschikken over een afzonderlijk reglement zoals een arbeidsreglement waarin zij onderwerpen als arbeidstijden, rustpauzes, wat te doen bij ziekte of arbeidsongeval en eventuele sancties bij niet-naleving van het arbeidsreglement regelen. Elke federale overheidsdienst en elk lokaal bestuur vult dit reglement in, binnen het wettelijk kader van de wet van 2000 en rekening houdend met de noodwendigheden van de verschillende functies waarvoor tijdregistratie wordt voorzien. 

Vlaamse overheid:

Binnen de Vlaamse overheid heeft men het Plaats – en Tijdsonafhankelijk werken (PTOW) ingevoerd. Op die manier wil de Vlaamse Overheid zich profileren als een dynamische en burgergerichte overheid en een aantrekkelijke werkgever. Personeelsleden kunnen, binnen de grenzen van de bovenvermelde wet van 14 december 2000 en in overleg met hun leidinggevende zelf gedeeltelijk kiezen wanneer ze werken. Het beheer en de opvolging wordt in de omzendbrief van 16 juli 2021 van de Vlaamse Regering overgelaten aan de verschillende entiteiten. Deze moeten wel zorgen voor een gecentraliseerde digitale registratie voor de personeelsleden die niet in aanmerking komen voor PTOW en welke middelen ter beschikking worden gesteld om PTOW mogelijk te maken. 

Wat brengt de toekomst?

Het is mogelijk dat de wettelijke regeling rond de tijdsregistratie in de toekomst zal wijzigen nu het recente regeerakkoord voorziet in een meer soepele manier om arbeidsuren vast te leggen. Evenwel zal de wetgever in de toekomstige wetgeving moeten nagaan of de  voorwaarden die worden opgelegd door de Europese richtlijn, namelijk een effectieve tijdregistratie aan de hand van objectieve criteria, gerespecteerd worden. 

Deel dit artikel