Vorige

Geplande wijzigingen aan het mobiliteitsbudget: sociale partners brengen hun advies uit

De aandachtige lezer had het al opgemerkt. Het wetsontwerp houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit dat op 14 september werd ingediend in de Kamer bevat niet langer een luik over wijzigingen aan het mobiliteitsbudget (in tegenstelling tot het voorontwerp van wet). De reden hiervoor is dat de sociale partners in de NAR en de CRB van de bevoegde ministers de tijd hadden gekregen tot 1 oktober 2021 om hun advies uit te brengen over de wijzigingen aan het mobiliteitsbudget. Deze wijzigingen zullen dus het voorwerp zijn van een afzonderlijke wetgevende procedure.

Wijzigingen mobiliteitsbudget

Zoals al vermeld in onze blog wil de regering het gebruik van het mobiliteitsbudget aanmoedigen, dit door:

  1. de toegang tot het mobiliteitsbudget eenvoudiger te maken,
  2. de administratieve complexiteit ervan te verminderen, en
  3. de mogelijke bestedingen uit te breiden.

Die drie elementen worden immers gezien als de hoofdredenen voor het tot op heden zeer beperkte succes van het mobiliteitsbudget.

De sociale partners hebben intussen hun advies gegeven over de voorstellen van de regering, en ze voegen zelfs nog een aantal elementen toe.

Advies sociale partners

1.  Toegang tot het mobiliteitsbudget vereenvoudigen

1.1 Wachttermijnen in hoofde van de werknemer schrappen

Momenteel is het zo dat werknemers pas een mobiliteitsbudget kunnen aanvragen indien zij:

  • gedurende minstens 12 maanden in de 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag, en
  • gedurende minstens drie maanden ononderbroken op het moment van de aanvraag

over een bedrijfswagen hebben beschikt, of ervoor in aanmerking kwamen op basis van het bedrijfswagenbeleid binnen de onderneming.

De sociale partners stellen voor om deze wachttermijnen te schrappen en werknemers dus de mogelijkheid te geven om vanaf dag één voor een mobiliteitsbudget te kiezen. Ook vanuit de idee van duurzaamheid lijkt dat een goede oplossing (zo moet de werknemer niet eerst een jaar met een wagen rijden).

1.2. Wachttermijn in hoofde van de werkgever blijft

De verplichting voor de werkgever om voorafgaand aan de invoering van een mobiliteitsbudget gedurende een ononderbroken periode van minstens 36 maanden minstens één bedrijfswagen ter beschikking te stellen verdwijnt dan weer niet. Hier weegt het argument van de antimisbruikmaatregel te zwaar door volgens de sociale partners.

2. Administratieve vereenvoudiging

2.1 Formule TCO

De Koning krijgt in het voorstel van de regering de mogelijkheid om via KB een formule voor de berekening van de “total cost of ownership” (TCO) vast te stellen. Die TCO is de basis om de waarde van het mobiliteitsbudget te bepalen en is dus bepalend voor het budget dat de werknemer kan besteden aan zijn alternatieve mobiliteitsoplossingen. In de praktijk blijkt het echter niet zo eenvoudig te bepalen welke kosten gelinkt aan de ingeruilde bedrijfswagen hiervoor in aanmerking mogen worden genomen.

2.2 Waardering op basis van TCO… maar met minimum- en maximumbedrag

Een van de doelstellingen die nagestreefd werd ten tijde van de invoering van het mobiliteitsbudget was de budgetneutraliteit in hoofde van alle betrokkenen (de overheid, de werkgever en de werknemer). Het gebruik van de TCO voor de berekening van het mobiliteitsbudget, de (para)fiscale behandeling van de gekozen bestedingen,… waren hiervan het resultaat.

De sociale partners gaan nu nog een stap verder in het garanderen van die budgetneutraliteit, voornamelijk in hoofde van de overheid, door hun voorstel om in de wetgeving te werken met een minimum- en een maximumbedrag waartussen de waarde van het mobiliteitsbudget zich moet bevinden. Ze stellen een minimumbedrag van 3 000 euro voor en een maximumbedrag van 16 000 euro per jaar.

2.3 Forfaitaire aanrekening besteding pijler 1

In pijler 1 kunnen werknemers (alsnog) de keuze maken voor een bedrijfswagen. Die moet dan wel milieuvriendelijk zijn (vanaf 2026 zelfs volledig emissievrij). Om het budget te bepalen dat nog overblijft na die keuze (voor bestedingen in pijler 2 en/of uitbetaling in pijler 3) moeten alle kosten gerelateerd aan die bedrijfswagen in mindering worden gebracht. Vaak zijn deze kosten echter niet meteen volledig gekend. De sociale partners stellen daarom voor om de aftrek van die kosten forfaitair te doen, gebaseerd op wat toegelaten is in het bedrijfswagenbeleid van de werkgever.

3. Uitbreiding bestedingsmogelijkheden

Over de voorstellen van de regering om de bestedingsmogelijkheden in pijler 2 (duurzame mobiliteit) uit te breiden geven de sociale partners geen feedback. Voor een bespreking van deze aangekondigde uitbreiding verwijzen we dan ook graag naar de bespreking in ons eerder bericht.

Datum inwerkingtreding?

In het voorontwerp van wet was voorzien dat de wijzigingen aan het mobiliteitsbudget in werking zouden treden op 1 september 2021. Pas wanneer de regering het wetsontwerp indient in de Kamer zal duidelijk worden of deze datum behouden blijft (en de wijzigingen dus retroactief ingevoerd zullen worden).

Bron: Advies van 28 september 2021 over het voorontwerp van wet houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit (Advies CRB 2021-2650, NAR Advies n° 2339).

Van mobiliteitsbudget tot fietsvergoeding: opleiding

De regelgeving rond het mobiliteitsbudget komt uitgebreid aan bod in deze halve dag opleiding over alle sociale en fiscale regels van de verschillende mobiliteitsoplossingen. 

Deel dit artikel