Vorige

Ploegenarbeid bis-regeling: recent Koninklijk Besluit vult enkele leemten

Werkgevers die hun werknemers in ploegen laten werken en daarvoor een (voldoende hoge) premie betalen, kunnen onder voorwaarden genieten van een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing. Hiervoor is onder andere vereist dat de ploegen hetzelfde werk doen “qua inhoud en qua omvang”. Indien het ploegensysteem niet aan die voorwaarde voldoet kan gebruik gemaakt worden van de zogenaamde ploegenarbeid “bis-variant”. Een recent Koninklijk Besluit verduidelijkt enkele elementen die relevant zijn voor de berekening van deze vrijstelling van doorstorting. Hiermee zijn echter nog niet alle onduidelijkheden rond de toepassing van deze maatregel van de baan. 

Achtergrond: invoering ploegenarbeid bis-regeling

We bespraken de aanleiding en de principes van de (invoering van de) ploegenarbeid bis-regeling al in ons eerder artikel. Het opzet van deze maatregel is dat werkgevers bij wie de opeenvolgende ploegen qua omvang van het werk niet gelijk zijn, toch een deel van het fiscaal voordeel kunnen genieten.

De ploegenarbeid bis-variant heeft een tijdelijk karakter. Deze maatregel geldt (retroactief) sinds 2021 en tot en met eind 2026. Zo werd er een kader ingevoerd, in afwachting van een grondigere hervorming van deze ploegenarbeid-maatregel door de volgende regering. 

Enkele onduidelijkheden uitgeklaard

Om de vrijstelling zelf te kunnen toepassen en berekenen waren er echter nog enkele (fundamentele) onduidelijkheden. Een Koninklijk Besluit bracht hierin al heel wat verduidelijkingen:

  • Eén correctiefactor per onderneming (per aangifteperiode)
    De correctiefactor, die wordt berekend in functie van de afwijking in de omvang van de ploegen, zal steeds op ondernemingsniveau berekend en toegepast moeten worden. In het geval er bv. verschillende productielijnen zijn, waarbij het verschil in omvang tussen de ploegen onderling verschilt, zal dus 1 (gemiddelde) correctiefactor op ondernemingsniveau bepaald moeten worden.
     
  • De pro rata-berekening (in functie van de correctiefactor) zal twee keer moeten gebeuren.
    De toepassing van de bis-variant, op basis van de correctiefactor, zal tot een beperking van de toe te passen vrijstelling leiden. Deze factor moet immers twee keer toegepast worden:
    • een eerste keer bij de berekening van het vrijstellingsbedrag zelf: dit is het bedrag waarop de onderneming theoretisch (maximaal) recht op heeft, en
    • een tweede keer bij het bepalen van het bedrag aan beschikbare bedrijfsvoorheffing (rekening houdend met alle uitsluitingen,…) waarop het berekend bedrag effectief kan toegepast worden en dat de onderneming dus zal mogen bijhouden.

De vrijstelling van doorstorting voor ploegenarbeid wordt op werkgeversniveau berekend. Maar door de dubbele aftopping, zal er dus steeds een effectieve inkorting van de te genieten vrijstelling zijn. 

Maar andere onduidelijkheden blijven….

De twee verduidelijkingen in het Koninklijk Besluit waren zeer belangrijk om deze maatregel te kunnen toepassen, maar veel andere onduidelijkheden rond de berekening van de correctiefactor en wanneer de bis-variant (al dan niet) toegepast moet worden, blijven. In het KB wordt wel de publicatie van een “FAQ of circulaire” met bijkomende informatie over de berekening van de correctiefactor aangekondigd. 

Bron:

  • Artikel 275/5 WIB 92, zoals gewijzigd door de Wet van 12 mei 2024 houdende diverse fiscale bepalingen, BS 29 mei 2024.
  • Artikel 95/2, § 3, enig lid, c), 7° en 7° /2, KB/WIB 92.
  • Koninklijk besluit van 20 december 2024 tot wijziging van de bepalingen inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het KB/WIB 92, BS 31 december 2024.

Deel dit artikel