Vorige

Programmawet 2023 - Fiscaal luik

Het jaareinde nadert en naar goede gewoonte worden dan nog een hele reeks nieuwe of aangepaste maatregelen doorgevoerd, doorgaans via een verzamel- of programmawet. Dat is dit jaar niet anders. Recent werd in de Kamer een ontwerp van programmawet ingediend. Deze wetgeving moet nog het volledig parlementair traject doorlopen en zal pas definitief zijn na haar publicatie in het Staatsblad, vermoedelijk een van de laatste dagen van 2023.

We bespreken in dit nieuwsbericht de maatregelen uit deze programmawet die betrekking hebben op de loonfiscaliteit. Die maatregelen zijn de volgende:

Vrijgestelde inkomsten uit flexi-jobs: fiscale wijzigingen naar aanleiding van de geplande aanpassingen aan stelsel van de flexi-jobs

Vanaf 1 januari 2024 wordt de lijst met sectoren waarin flexi-jobs mogelijk zijn uitgebreid. Deze uitbreiding gaat echter ook gepaard met de aanpassing van een aantal voorwaarden om (para)fiscaal voordelig bij te verdienen via het stelsel van de flexi-jobs.

Op fiscaal vlak is de belangrijkste aanpassing de invoering van een inkomensgrens van 12 000 euro op jaarbasis. Deze grens geldt enkel voor de flexi-jobwerknemers die nog niet met (vervroegd) wettelijk pensioen zijn. Eventuele overschrijdingen van dat bedrag zullen beschouwd worden als gewoon loon, dus onderworpen aan de klassieke fiscale inhoudingen. Voor de gepensioneerden flexi-jobwerknemers zal deze plafonnering dus niet gelden. Volgens het ontwerp van programmawet wordt dit plafondbedrag niet geïndexeerd.

De fiscale vrijstelling is momenteel nog gekoppeld aan het feit dat de inkomsten uit de flexi-job op sociaal vlak onderworpen zijn aan de bijzondere werkgeversbijdrage van 25%. Aangezien die bijdrage vanaf 1 januari 2024 opgetrokken zal worden naar 28%, wordt ook de verwijzing naar die nieuwe bijdrage in de fiscale wetgeving aangepast.

BV-vrijstelling voor gelegenheidsarbeid in de tuinbouwsector: definitief karakter

Deze maatregel werd ingevoerd door de Wet van 8 november 2023 houdende maatregelen tot ondersteuning van de gelegenheidsarbeiders in de land- en tuinbouw (verschenen in het Staatsblad van 23 november 2023). De regering voerde deze maatregel in ter compensatie van de verhoging van het minimumloon voor de gelegenheidsarbeiders in de fruit- en groenteteelt.

Deze ingevoerde maatregel heeft een tijdelijk karakter. Ze loopt tot 31 december 2023. Maar nog voor die wet gepubliceerd werd, was in het kader van het begrotingsakkoord al beslist dat deze compensatiemaatregel voor de werkgevers een definitief karakter zou krijgen. Om die reden wordt de maatregel dan ook opgenomen in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen zelf (nieuw artikel 275/13 WIB 92), van toepassing vanaf 1 januari 2024.

Inhoudelijk ondergaan de bepalingen geen wijzigingen. Voor een bespreking van deze maatregel verwijzen we dus graag naar ons eerder nieuwsbericht. Omwille van het permanent karakter wordt wel voorzien in een indexatiemechanisme voor het bedrag van 1,23 euro (de factor die toegepast wordt op het aantal uur gelegenheidsarbeid van de betrokken werknemer, voor de berekening van de vrijstelling waarop de werkgever recht heeft). Dit bedrag wordt op 1 januari van elk jaar aangepast in functie van de evolutie van de gezondheidsindexcijfers van de maand september van het voorgaande jaar, ten opzichte van het cijfer in het voorlaatste jaar. De eerste indexatie gebeurt op 1 januari 2024.

Versterking fiscale werkbonus voor de zeer lage lonen

Op 1 april 2024 stijgt het nationaal gemiddeld minimum maandinkomen (GGMMI) opnieuw, ditmaal met 35,7 euro bruto per maand. Dit is de tweede fase in een groeipad dat overeengekomen werd in het IPA-akkoord voor de jaren 2021 – 2022. De verhoging van het GGMMI met 37,5 euro bruto moet volgens de gemaakte afspraken leiden tot een bijkomend nettoloon voor de betrokken werknemers van 50 euro per maand. Om  deze 50 euro netto te bereiken wordt, vanaf 1 april 2024, de fiscale werkbonus versterkt. Deze fiscale werkbonus wordt berekend als een percentage toegepast op de genoten vermindering van de RSZ-werknemersbijdragen  (= sociale werkbonus).

Om dit voordeel enkel toe te kennen aan de werknemers met heel lage lonen wordt de sociale werkbonus opgesplitst in twee delen:

  • een eerste deel van de sociale werkbonus is van toepassing op de heel lage lonen: het percentage voor de berekening van de fiscale werkbonus wordt voor dit deel verhoogd van 33,14% naar 52,54%, en
  • een tweede deel is van toepassing voor de iets hogere lonen: hiervoor wijzigt het percentage van de fiscale werkbonus niet (het blijft dus 33,14%).

Ook wordt het maximumbedrag van de totale werkbonus op jaarbasis opgetrokken.

Bij de berekening van de personenbelasting wordt er een belastingkrediet verleend voor deze fiscale werkbonus, waarmee al rekening wordt gehouden bij de berekening van de bedrijfsvoorheffing op maandbasis. De berekende fiscale werkbonus wordt in mindering gebracht van de nog verschuldigde bedrijfsvoorheffing na aftrek van de gezinsgebonden verminderingen (bv. omwille van kinderen ten laste, echtgenoot/partner met een laag beroepsinkomen,…).

 

Zoals in de inleiding van dit bericht reeds vermeld werd, bevindt deze ontwerpwetgeving zich momenteel nog in de eerste fase van het parlementair proces. We houden u op de hoogte van de evoluties in dit traject.

In deze programmawet worden nog een heel aantal andere topics behandeld. Over deze andere topics, voorzover relevant voor de loonverwerking, zullen nog specifieke berichten geschreven worden.

 

Bron: Ontwerp van programmawet van 23 november 2023 (DOC 3697/001).

Deel dit artikel